Ziekenzorg

Gepubliceerd op 19 mei 2025 om 05:37

Stel je voor, het is zaterdagmiddag. De zon doet haar best, de merels fluiten alsof ze mekaar versieren, en jij zelfverklaard kankerlijer, besluit nog snel even iets uit de kelder te halen. Je holt de trap af, want tijd is iets voor luie mensen. Maar dan: boem. Die rottrap blijkt plots één trede langer dan je geheugen. En voor je goed en wel beseft dat je voet niet meer bij je hoort, lig je daar. Languit. In een houding die je normaal enkel ziet bij yoga voor gevorderden.

Vijf minuten later, zonder overdrijven, staat de ambulance al voor de deur. Alsof ze ergens naast een frietkot hadden zitten wachten, gewoon om nog eens te mogen uitrukken. Je wordt op een brancard gesjord en hup – naar het ziekenhuis. Het voelt als een VIP-arrangement: deuren die automatisch openspringen, gangen die langs je heen zoeven, en elke specialist die eens aan je komt voelen alsof je een zeldzame orchidee bent die net uit de pot gevallen is.

De anesthesist glimlacht alsof hij je naar een wellnessweekend brengt, en voor je 'rolstoeltoegankelijk toilet' kunt zeggen, lig je te snurken onder groene lakens.
Bij het ontwaken staat er een gespierde Rambo met een haarnetje boven je te wijzen naar je rug. Blijkt was niet die extra trede het probleem ,  maar wel Tumor Prostaat die zijn tanden gezet had in een van je ruggenwervels. Spoedoperatie dus. Hij zegt iets over pezen, schroeven en maanden herstel.

Thuisgekomen krijg je niet alleen een rolstoel, maar ook de rekening. Die valt in de bus met het gewicht van een baksteen en het enthousiasme van een belastingcontroleur. Je bladert, je zucht, je telt je tenen na – en denkt: amai, dat is nog meegevallen. Want ja, dit is België. Hier krijg je wel een flinke rekening, maar die wordt grotendeels door het ziekenfonds betaald.  Je hoeft dus niet meteen je huis, hond en je trouwring te verkopen om je verblijf in kamer 312 te betalen.

Want stel je voor dat je in de Verenigde Staten de kelder was afgegaan. Niet alleen had je daar ook die extra trede gehad – want zwaartekracht is daar ook gewoon van toepassing – maar daarna begint pas de echte ellende. De ambulance, die in België nog net geen koffie meebrengt, wordt daar afgerekend alsof je er een cruise mee geboekt hebt. En die vriendelijke artsen? Die horen daar tot clubs. Netwerken, noemen ze dat dan. En als jij in paniek naar het verkeerde ziekenhuis bent gevoerd, tja… dan val je uit het netwerk. Letterlijk én financieel.

In dat systeem krijg je geen factuur, je krijgt een verhaal. Een verhaal vol verrassingen: van artsen die wel of niet aangesloten zijn, van anesthesisten die als zelfstandige opereren en dus hun eigen prijslijst hanteren — met bedragen waarvan je spontaan je bloeddrukmeter moet gaan zoeken. Eén op de vijf Amerikanen mét verzekering — ja, mét verzekering — belandt er alsnog in de schulden na zo’n avontuur.

Want daar kost elke grap van Tumor Prostaat duizenden, zelfs tienduizend dollars. Je krijgt aparte rekeningen voor de arts, de verpleegster, de infuusstandaard, de toiletrol én de kamerplant in de wachtruimte. En ondertussen staan de verzekeraars en ziekenhuizen tegenover elkaar als twee duiven op een dak: ze kijken elkaar aan, maar landen ho maar.

En dan denk je maar vooral aan hoe ongelooflijk goed wij het hier eigenlijk toch hebben. Want als kankerlijer weet je precies wat zo’n rugoperatie, een PET-scan of een revalidatiekuur zou kunnen kosten — in een wereld waar solidariteit een voetnoot is.

En ja, we mopperen  wel eens. Over de lauwe soep op kamer 312. Over die buurman die snurkt als een oude diesel. Over wachttijden waar je een sudoku en een halve roman doorheen krijgt.

Maar tegelijk wonen we toch maar in een land waar ze je rug rechtzetten zonder je bankrekening krom te trekken. 

Merci, België.