Gezondheid als luxeprodukt

Gepubliceerd op 4 juli 2025 om 05:48

De waarde van een zieke

Ze zeggen weleens dat gezondheid je grootste rijkdom is. Dat klinkt mooi, als een tegelwijsheid op het toilet van een huisarts, vlak boven het plastieken plantje. Maar hoe ouder ik word, hoe vaker ik denk: het is net omgekeerd. Rijkdom is je grootste gezondheid. En wie dat niet heeft, mag hopen dat zijn organen het begeven vóór zijn bankrekening dat doet.

In Amerika ligt op dit moment een nieuwe wet ter stemming — de Big, Beautiful Bill, zeggen ze daar, met hun gebruikelijke gevoel voor eufemisme. Een pakket van bezuinigingen op de gezondheidszorg, zo omvangrijk dat je je afvraagt of ziek zijn binnenkort niet gewoon een privilege wordt. Zoals foie gras. Of een tweede verblijf in Toscane.

Ik volg dat soort nieuws met een vreemde mengeling van afstand en onrust. Want ja, het is Amerika. Alles is daar groter, gekker, kapitalistischer. Maar tegelijk weet je: wat daar gebeurt, waait uiteindelijk ook naar hier. Eerst als model, dan als norm. En dus kijk ik met toenemende argwaan naar onze eigen begrotingen, naar het gemak waarmee miljarden naar drones en munitie vloeien, terwijl ziekenhuizen met nijpend personeelstekort sukkelen.

Je voelt het kantelen. De patiënt is stilaan geen mens meer, maar een budgetlijn. Zorg wordt berekend, geoptimaliseerd, ingedeeld in doelgroepen en terugbetalingscategorieën. En wie zoals ik al jaren rondloopt met een uitgezaaide kanker, hoort het. Niet luid. Maar tussen de regels. “Voorlopig wordt dat nog terugbetaald.” “Dat onderzoek is erg duur.” “U zit nog in het standaardpad.” Nog.

Pfff. Ik kijk naar mijn pillendoos. Eén compartiment per dag, acht vakjes per compartiment, en allemaal volgepropt. Niet dat ik nog weet wat de helft ervan doet, hoor. De witte zijn voor de kanker, de roze tegen de bijwerkingen van de witte, en die kleine gele — tja, misschien tegen de verzuring van mijn moraal. Of mijn maag. Of beide. Wat maakt het uit. Zolang ik mijn klevertjes netjes op tijd afgeef, mag ik meedraaien in het systeem.

Soms vraag ik me af hoe lang dat nog goed gaat. Hoe lang wij — zieken, chronisch zieken, palliatieve patiënten — nog plaats houden in een samenleving die steeds meer lijkt te draaien op economische bruikbaarheid. Hoeveel oorlogen, crisissen en begrotingsakkoorden er nog nodig zijn voor men op een ochtend beslist: “Sorry meneer, u hebt nog recht op een geruststellend foldertje en een warme handdruk. Voor behandelingen verwijzen we u graag door naar de boekhouding.”

Ik wil niet doemdenken. Echt niet. Maar het schuift. En wie zelf al scheef staat, voelt het als eerste.