
De vlinderstruik en de vernedering
(Een zomerse ontboezeming van Mr willy)
Er is iets vreemds aan de hand in mijn tuin.
Het gonst van de vlinders. Ze zijn met velen, in alle maten en kleuren. Maar vooral witte. Ze dartelen over de lavendel, landen parmantig op de zonnehoed, en houden siësta op de ritselende bladeren van de laurierkers. Zelfs Mevr willy wordt af en toe als nectarbron verward als ze stilzit met haar bloemetjesjurk aan.
Maar op één plek is het akelig stil: net op mijn vlinderstruik. Niks. Nada. Noppes.
Midden in de tuin staat hij — een witte vlinderstruik, ook wel Buddleja genoemd. Speciaal geplant als vijfsterrenresort voor hongerige vlinders. In bloei, en hoe! Lange pluimen vol geur en belofte, een lust voor het oog en — dacht ik toch — een paradijs voor elke zichzelf respecterende vlinder.
En toch komen ze niet. Geen enkele. Zelfs de motten laten hem links liggen.
Alleen de bijen en hommels weten hem te vinden: zij zoemen tevreden van bloem tot bloem alsof het de beste nectar is die er bestaat. Maar vlinders? Geen spoor.
Die vlinderplant staat daar als een bruid zonder gasten.
Ik heb al van alles geprobeerd. Tegen hem gepraat. Hem bemoedigend toegesproken. “Je doet het prachtig, jongen. Ze komen wel. Geef het tijd.”
Ik heb hem gesnoeid met liefde, hem bemest met empathie, hem bewaterd met regenwater dat ik persoonlijk heb opgevangen in een retro-emmer van de kringloopwinkel.
Niks.
Ik begin me af te vragen of het aan mij ligt. Of vlinders iets weten wat ik niet weet. Of er een geheim signaal is, een vlinderfluistering: “Let op, die witte daar... negeren!”
Misschien is het een kosmisch misverstand. Of een collectieve vlinderaanval van verlegenheid.
Feit is: ze komen niet. En waarom — geen idee.
Maar elke ochtend loop ik er even naartoe. Ik buig me over de bloemen, inspecteer de pluimen.
En ergens in mij groeit het vermoeden dat hij het allang weet.
Hij bloeit niet voor vlinders. Niet voor mij.
Maar waarom heet het dan een vlinderstruik?
Reactie plaatsen
Reacties