Wat is de droom van elke huisvrouw? Nee, niet George Clooney in een leren schort. Ook geen zelfstrijkende was of een robot die ja schat zegt bij elke taak die op haar lijstje staat. De ware droom — ik heb het haar zelf horen zeggen — is dat het huishouden vanzelf gebeurt. Magisch. Onzichtbaar. Zonder enige inspanning. En bij voorkeur zonder man in de weg.
Want kijk, hier zit ik dan: Mr willy. Kankerlijer, gezegend met een medisch attest dat mij voorlopig vrijstelt van de meeste huishoudelijke taken. Niet allemaal, voor alle duidelijkheid — Mevr willy is geen heilige. Maar genoeg om met een cappuccino in de hand het dagelijkse spektakel te aanschouwen: Mevr willy die, ondanks artrose, kapotte knieën en een rug die klinkt als een grindpad, met ijzeren discipline haar domein blijft beheersen.
Nou draag ik wel mijn steentje bij hoor. Want weet: ik ben de kok. Niet zomaar een snijhulpje of een pannenroerder — neen, de voltijdse chef. Mevr willy krijgt elke dag warm krachtvoer voorgeschoteld, zorgvuldig samengesteld om haar broze lijf recht te houden en haar humeur min of meer stabiel. En de afwas? Die is van mij. Kwestie van balans in het huwelijk.
Wassen, strijken, poetsen, soppen, vegen — alsof ze ermee geboren is, met een stofdoek in de ene hand en een fluittoon op de lippen. En ik? Ik kijk toe met een mengeling van bewondering en lichte schaamte. Want hoe graag ik ook zou helpen, mijn bestraalde prostaatloge en die fameuze vermoeidheid die bij kanker hoort (ja, écht hoor), maken van mij geen ideale huishoudhulp. Tenzij het gaat om iets zitten-intensiefs, zoals was opvouwen in de zetel of… eh… morele steun geven vanop veilige afstand.
Wat mij vooral fascineert, is hoe al dat huishoudelijk werk elke dag weer opnieuw begint. Alsof er 's nachts een onzichtbare bende losgeslagen kleuters door het huis trekt. Alles wat gisteren nog proper was, is vandaag alweer een puinhoop. En dat terwijl ik toch nauwelijks nog kruimel — tenminste, niet zichtbaar. Toch moet de vloer weer gedaan, de wasmachine bromt, de tafel wordt gedekt, afgeruimd, en opnieuw gedekt alsof we op een etentje voor de koning leven.
Ik heb eens gelezen dat apen weigeren om repetitief werk te doen. Aan een lopende band lopen ze gewoon weg. Geen enkele aap die vrijwillig drie keer na elkaar hetzelfde doet. En toch — de mens blijft vegen, sorteren, dweilen en herschikken alsof het zinvol is. Alsof het ooit "klaar" zal zijn.
En waardering? Ach ja. Daar wringt de dweil. Want zo vanzelfsprekend als stof op de kast ligt, zo vanzelfsprekend vinden velen ook dat het huishouden vanzelf verdwijnt. Kinderen, echtgenoten, huisdieren — ze merken het pas op als het níet gedaan is. Als de kousen plots niet meer in de lade liggen.
Weet je wat ik hoop? Dat Mevr willy op een dag een lintje krijgt. Van de koning, van de mutualiteit, of desnoods van de plaatselijke Swiffer-ambassadeur. En dat het lintje zegt: "Voor jarenlang huishoudelijk heldendom, ondanks krakende gewrichten, chronische pijn en een echtgenoot die ‘s ochtends om zes uur cappuccino zit te drinken achter zijn pc in plaats van iets nuttigs te doen."
Tot die tijd hou ik me gedeisd. Ik ben immers de uitzondering die de regel bevestigt: een man die zijn vrouw op handen draagt, al is het dan vooral figuurlijk. Letterlijk lukt me niet meer — ik krijg haar amper nog de trap op geholpen.
Maar dat hoeft ook niet. Zolang zij blijft draaien als een oude doch onverwoestbare Miele, en ik haar met open mond kan bewonderen vanop mijn veilige zitplek, is de droom van deze man alvast uitgekomen.
En intussen zit Mr willy weer aan zijn blog terwijl Mevr willy de ramen lapt. Want dromen zijn er om op toe te kijken.