FLINK ZO

Gepubliceerd op 28 mei 2025 om 06:12

Flink zo!

Buurman hoest.
Niet een beetje, maar hard en diep, alsof hij een roestige motorkap probeert open te blaffen.
's Avonds, en halve nachten, zit hij in zijn tuin te hoesten. Het klinkt als een hond aan de ketting die een kat ziet voorbijkomen — vol woede, frustratie en onmacht.
Ik ken hem nauwelijks. We zeggen misschien twee keer per jaar hallo. Maar door dat hoesten is hij nu elke avond bij mij binnen.

En dan begin ik te denken.

Ik heb altijd graag opstelletjes geschreven.
Vroeger al. Op school. Meestal over triestige dingen. Donkere wolken, verlaten kinderen, huilende bomen — dat genre.
De meester vond dat goed. Die schreef dan in rode inkt Flink zo! onder mijn blad.
Ik was daar trots op. Niet op de ellende die ik beschreef, maar op dat rood uitroepteken. Dat was voor mij de zon die toch nog even kwam piepen in die grijze opstelwereld.

De meeste van die verhalen ben ik allang vergeten.
Maar eentje weet ik nog.
Dat ging over een klein, ongelukkig jongetje, gevangen in zijn eigen sombere gedachten. Hij woonde in een huis waar de muren kou uitademden en de kamers vol hingen met dingen die nooit gezegd werden. Zijn ouders zagen hem niet. Ze keken dwars door hem heen, alsof hij een schim was — een verstoring van hun eigen melancholie.

Rob heette hij. Dat jongetje.

Hij kon goed hoesten, weet ik nog. Zo'n droge, schrale hoest. Net zoals de buurman nu.
Of zoals die oudstrijder bij ons in de straat vroeger. Die van ‘14-’18. Als het mooi weer was, zetten ze hem buiten, in een oude zetel. En daar zat hij dan. Hele dagen. Te hoesten.
"Gas," fluisterden de mensen. "Daar is niks meer aan te doen."
En hij hoestte alsof hij zichzelf opnieuw wilde uitwerpen.

Zo liet ik Rob ook hoesten in mijn opstel. En het regende altijd.
In regen was ik goed.

Ik kon de regen laten vallen op daken, laten kletteren tegen ramen, laten sissen op de vensterbanken. Precies echt.
Ook in boeren was ik goed.
Van die vereelte mannen met gezichten als verdroogde appels. Ze kwamen zwijgend thuis van hun nat veld, aten pap die naar turf smaakte, en gingen dan met de kippen op stok.
Dat schreef ik er altijd bij. Omdat ik die uitdrukking mooi vond. En omdat je daar een punt meer voor kreeg.

En onderaan: Flink zo!

Dat mis ik soms.

Tegenwoordig schrijf ik geen opstelletjes meer, maar blogs. Over ziek zijn, over wakker liggen, over dingen verliezen.
En ik schrijf nog altijd over de regen. En over mensen die hoesten.
Alleen krijg ik er geen "Flink zo!" meer onder.
Soms leest mijn vrouw mijn stukje, als ze de post zelf uit de bus heeft gehaald, en dan zegt ze:
"Niet slecht."
Zonder uitroepteken.

En dan denk ik: misschien ben ik toch niet veel veranderd.
Maar ik blijf schrijven. Omdat ik nog altijd hoop dat er iemand is die zachtjes fluistert, ergens tussen de regels door:
Flink zo, Mr willy.
En misschien ben ik daarmee al verder dan ik dacht.