Mijn scherm is leeg.
Geen knipperende cursor, geen nieuwe regels. Alleen dat matte wit waarin mijn gedachten weerkaatsen zoals licht op stilstaand water. En toch is het niet stil vanbinnen. Hele stromen trekken voorbij — beelden, woorden, herinneringen — alsof mijn hoofd een rivier is die z'n bedding maar niet vindt.
Vroeger was water een spel. In de beek achter het huis werden we kapiteins, brugwachters, verzopen katten. Met moddervoeten en natte broekzakken dachten we dat de wereld ons nog alles gunde. En misschien was dat toen ook zo. Want de tijd stroomde naar voren, en wij dreven gewoon mee, onbewust van diepgang of richting.
Nu is het anders. Trager. Dieper. Water ruikt naar vroeger. Naar stenen die mijn grootvader ooit uit de vijver haalde, naar het natte gras onder de waslijn, naar een naam die ik niet uitspreek maar toch telkens opduikt. Alles wat stroomt, draagt iets met zich mee. Een geur. Een gemis. Een onuitgesproken zin.
Dus zit ik hier. Niet te schrijven, maar te luisteren. Mijn vingers zweven boven het toetsenbord als vissnoeren boven een stille plas — in de hoop dat er iets bijt. Soms komt er een zin. Soms alleen een zucht. Maar zelfs die zucht zegt iets. Ze zegt: ik ben er nog. Niet spectaculair. Niet briljant. Maar voelend. Denkend. Drijvend.
En dan fluistert dat venijnige stemmetje in mij: maakt het nog uit? Wie leest dit nog? Is er iemand die iets voelt bij deze woorden, of waaien ze gewoon weg — als herfstbladeren op een verlaten pad?
Maar ik weet beter. Water stroomt nooit voor niets. Ook een kei geeft zich op den duur gewonnen. Niet uit zwakte, maar omdat zelfs steen hunkert naar aanraking.
Misschien is dat het enige wat ik hoop: dat iemand, ergens, dit leest en zachtjes knikt. Niet luid, niet dramatisch. Gewoon: “Ja, dat herken ik.”
Dat is troost genoeg. Geen grote golf, geen hemels licht. Gewoon dat zachte bewegen vanbinnen, zoals water dat je alleen voelt als je eindelijk eens blijft stilstaan.
En dus blijf ik schrijven. Soms met woorden. Soms met stilte ertussen. Omdat ik het niet laten kan. Omdat het moet.
Omdat ergens, diep vanbinnen, het water altijd blijft bewegen.