
Geachte Heer,
Soms vraag ik me af, Heer, of het allemaal wel zo bedoeld was. Of U, toen U aan het Grote Scheppingsproject begon, werkelijk wist waar het naartoe zou gaan. Misschien wel. Misschien niet. Misschien was het gewoon maandag geworden en moest er iets gedaan worden.
Want het is een wonder, Heer, dat we überhaupt nog overeind staan. Wij, mensen, bedoel ik. Met onze vergankelijke knieën en geheugenlekken, ons optimisme op maandag en onze miserie op vrijdag. U hebt veel moois geschapen, dat geef ik graag toe. Zon, zee, seks en chocolade: chapeau. Zelfs muggen hebben nut, al is het maar om te testen hoeveel zelfbeheersing er in een zenboeddhist schuilt.
En toch, met alle respect, denk ik dat er in den beginne ergens een kladversie is blijven plakken.
Misschien, Heer, had U die zevende dag ook écht moeten nemen als rustdag. Geen schetsen, geen proefopstellingen, geen prototypes. Gewoon uitblazen. En dan op maandag, na een koffie en een lijstje met aandachtspunten, dán pas de mens scheppen. Dan had er misschien ergens een begeleidend document bij gezeten.
Want wat mij bezighoudt, Heer, zijn niet de dingen die U wél heeft gemaakt. Het zijn de dingen die U vergat te vermélden. De kleine lettertjes. De bijlage bij Genesis. De pagina’s 42 tot 666, waar misschien had moeten staan: “Let op: gebruik op eigen risico.”
Want nergens lees ik: “En gij zult op uw 67e ontwaken met een zeurende heup, een geheugen als een vergiet, en een prostaat die zich als een bowlingbal tegen uw blaas vleit.” Of: “Gij zult u in het holst van de nacht afvragen of dat plekje op uw rib een pigmentvlekje is, dan wel een poststempel van de dood.”
Was dat nou zo moeilijk, Heer? Een eenvoudige voetnoot. Iets in de trant van: “Mens geschapen op Dag 6. NB: beperkte garantie. Na 50 jaar slijtage. Na 70 jaar spontaan verval.” Of gewoon een sticker op het voorhoofd: “Onderhoud vereist.”
Ik begrijp het: het leven is een geschenk. Maar eerlijk, er zijn geschenken die je uitpakt met een lichte frons. “Ah… een tumor. Origineel.” En dan ook nog zonder bonnetje. Zonder ruiloptie. Zonder handleiding.
U zult zeggen: “Maar kijk naar Job.” Dat doe ik, Heer. Job zat op een mesthoop, met zweren, gestorven kinderen en een vrouw die “vloek God en sterf” riep voor de koffie op was. Maar Job kreeg tenminste nog bezoek. Ik krijg brieven van ziekenhuizen, gevuld met bijsluiters waar een doorsnee demon hoofdpijn van krijgt.
En toch… ik strompel voort. Mijn lichaam kraakt als een oud kloosterorgel. Mijn libido is herleid tot liturgie, en mijn fut schuilt in een doopkaars die al drie keer is uitgewaaid. Maar ik besta. En ik mopper. Dat is óók iets.
Maar dikwijls denk ik: misschien was ik toch maar een kladversie. Een prototype. Eén van die exemplaren die U op een vrijdagavond in elkaar knutselde, na een lange werkdag, met een half glas wijn en wat afnemende inspiratie. “Ach,” moet U gedacht hebben, “hij haalt de zeventig wel. Met wat geluk.”
Nou, Heer… ik bén er. En ik héb de zeventig gehaald. En ik kijk omhoog, met een glimlach én een frons. Dankbaar, jawel, maar ook licht verbolgen. Want ik hou van het leven. Maar ik had graag geweten waar ik aan begon. Een waarschuwing. Een gebruiksaanwijzing. Iets.
Dus ja, ik leef nog. En ik lach nog. Omdat het alternatief zoveel stiller is. Omdat het vrijdagmenu nog altijd een feest is. Omdat de wijn nog smaakt. Omdat Mevr willy me nog steeds berispt als ik iets optil dat meer weegt dan een bus melk.
En omdat ik schrijf. Dat ook. Woorden wegen niks, maar dragen alles.
Soms denk ik: U had gewoon eerlijk moeten zijn, Heer. Een zinnetje ergens onderaan: “Sommige onderdelen slijten sneller dan verwacht. Gelieve regelmatig te knuffelen, te huilen bij maanlicht, en minstens één keer per week te lachen tot de tranen komen.”
Dan had ik het U allemaal vergeven. De kanker. De miserie. De eindigheid van alles.
Maar nu blijf ik wat mokken. En bidden doe ik ook niet meer zoals vroeger. Meer iets tussen fluisteren en mopperen in.
Maar toch, zo af en toe… als de zon nog even op de muur blijft hangen, en Mevr willy zachtjes ademt in de zetel, dan denk ik: het was goed. Niet perfect. Maar goed genoeg.
Met hoogachting
Uw beminde prototype, Mr willy