
Het wordt zomer. De zon schijnt. Vandaag en morgen meer dan 30 graden. Mensen lachen. Mussen vallen van het dak. En Mr willy? Die loopt rond als een wandelend biologisch experiment. Want die heeft weer eens gekozen voor korte mouwen.
Dat klinkt onschuldig, nietwaar? Fris, luchtig, een beetje zomerse vrijheid voor de armen. Maar niet in mijn geval. Niet met deze armen. Want mijn onderarmen zijn inmiddels veranderd in iets wat het midden houdt tussen een veldslag, een zeldzame huidziekte en een kunstproject van een overenthousiaste kleuter met paarse stempelkussens. Banksy zou er jaloers op worden.
Iedereen kijkt. Kinderen houden hun moeder steviger vast. Honden grommen. En op de markt nam een visboer zijn fileermes iets steviger in de hand. Je weet maar nooit, zag je hem denken. Misschien is het besmettelijk.
Het is niet besmettelijk. Het is ook geen lepra, pokken of de gevolgen van een mislukte rituele zelfkastijding. Het zijn gewoon blauwe plekken. Van niks. Soms van lucht. Soms van mijn eigen elleboog. En soms — echt waar — gewoon van bestaan. Want sinds ik prednison slik, en Asaflow, en een cocktail waar een paardenarts nog “oef” tegen zegt, is mijn huid dunner dan het ego van een BV na een slechte recensie.
Het ergste is: ze genezen niet netjes. O nee. Ze muteren. Gisteren had ik nog een onschuldig roze plekje. Vandaag is het een wijnvlek van formaat Bordeaux. En morgen komt er een nieuwe bij, want dan leun ik waarschijnlijk weer per ongeluk tegen een kussen.
En ja, Mevr willy is not amused. Die heeft gisteren voor de derde keer de lakens moeten wassen. “Kijk nou toch eens wat een bloedbad,” zucht ze dan, terwijl ze een theedoek met Vanish besprenkelt alsof het wijwater is. “Je ziet eruit alsof je ’s nachts stiekem veldslagen naspeelt in je slaap.”
Nu denk je misschien: waarom doe je dan geen lange mouwen aan? Wel, dat doe ik ook. Maar dan krijg ik het warm. En als ik het warm krijg, ga ik zweten. En als ik zweet, schuurt de stof tegen mijn arm. En dan bloed ik alsnog.
Ik zit dus gevangen in een medisch modedilemma. Korte mouwen? Zichtbare horror. Lange mouwen? Onzichtbaar bloedverlies. Blijf ik binnen? Dan denkt Mevr willy dat ik chagrijnig ben. Ga ik buiten? Dan denkt de buurvrouw dat ik een middeleeuwse ziekte onder de leden heb. En zij heeft Google.
Maar goed. Het is zoals het is. De zomer is begonnen. De mussen vallen nog altijd. En ik? Ik loop dapper verder. Korte mouwen, blauwe vlekken, en af en toe een excuus aan een voorbijganger die een boog om me heen maakt. “Geen zorgen,” zeg ik dan vriendelijk, “het is maar prednison.”
Ze lachen niet altijd terug.