Brief uit de Frontzone

Gepubliceerd op 14 juli 2025 om 05:22

Je hebt spieren en spieren.
Je hebt biceps die pronken, triceps die blinken, buikspieren die zich verstoppen tot je lacht, en kuitspieren die strak staan van ambitie. En dan heb je de spieren van bekkenbodem. Niemand die eraan denkt, tenzij hij niest, moet hoesten, of dringend naar het toilet moet en de deur zit op slot.

Maar ze zijn er wel. Al-tijd.
En sinds de bestralingen van Mr willy zijn ze behoorlijk op hun teentjes getrapt.

Want laat ons eerlijk zijn: als er ergens in het lichaam klappen vallen — met hormonen, chemo, bestraling of gewoon met ouderdom — dan zijn zij het die mogen bijspringen. Letterlijk dan. Bekkenbodemspieren zijn de souffleurs van het onderlijf: ze vallen pas op als het misloopt. En geloof me, bij Mr willy liep het mis.

En nu de prostaat foetsie is — chirurgisch weggebonjourd, met een schijnbaar achteloos snijmes — is hun rol niet langer bijstaand maar hoofdact geworden. Na die amputatie is álles op hun schouders terechtgekomen. En dat hebben ze volgehouden met knarsende vezels en een stil soort trots, zoals alleen vergeten spieren dat kunnen. Maar nu wordt ook nog de prostaatloge opnieuw aangevallen — met stralen dit keer — en neemt de druk op hen letterlijk én figuurlijk weer toe. En dat zijn ze beu. Kotsbeu. Geen figurant meer in de coulissen, maar de laatste linie, de ultieme verdedigingswal tegen de grote overstroming. En dat wordt zelden erkend. Geen applaus, geen bloemen, alleen het stille bevel: hou het droog.

Daarom hebben ze nu eindelijk het woord genomen, die trouwe, overbelaste vezels van de bekkenbodem. In De Prostaatpers. Niet met een preutse persmededeling, maar met een vlammend opiniestuk — een open brief vol ingehouden woede, blaasdwang en ochtendongevallen, over de stille schaamte van doorgelekte lakens en de nobele kunst van het ophouden wanneer niemand het ziet.

Ze schrijven niet mooi, want vorm hebben ze nauwelijks, maar karakter des te meer. Geen revalidatieplan dat hen erkent. Geen publieke lofrede. Enkel dat onuitgesproken bevel: hou het droog. En dus schrijven ze. Overleven ze. Bekkenbodemwaardig.

Want als je écht wil weten wat er leeft in de onderbuik van een kankerlijf, moet je niet naar de darmen luisteren, noch naar de blaas, maar naar de spieren die nooit klagen. Tenzij nu. Voor één keer.

En geloof me: ze menen elk woord.