
De eerste bestraling is dus achter de rug. Nog vier te gaan.
Om de paar dagen moet ik mij – met gevulde blaas en leeggelopen darmen – keurig melden aan het onthaal, waar men mij dan vriendelijk begeleidt naar een ruimte vol piepjes, lijnen en zachte stemmen. De machine draait, zoemt, richt en zendt. En nadien mag ik weer naar huis, op eigen kracht, zonder gloeien, zonder sputteren, zonder een enkel teken van stralingsschade. Zelfs mijn haar blijft zitten, wat je van menig veertiger niet kunt zeggen.
En ik voel me dus goed. Té goed. En dat is precies het probleem.
Want Mevr willy – gezegend zij haar zorgzaamheid – vertrouwt het voor geen meter. Sinds de eerste sessie heeft ze zich ontpopt tot een soort Florence Nightingale-met-broek, met een bezorgdheid die zich vertaalt in dekentjes, kamillethee, en een streng verbod op alles wat neigt naar lichamelijke activiteit. Volgens haar moet ik de komende veertien dagen platte rust nemen. Niet omdat het nodig is, maar gewoon omdat het ook veel erger had kúnnen zijn.
Ze wil me behandelen als een zeldzaam museumstuk uit een kwetsbare periode: niet aanraken, niet verplaatsen, niet blootstellen aan zonlicht of wind. Enkel zachtjes afstoffen met een microvezeldoekje.
Mijn loopschoenen zijn spoorloos verdwenen. De tuinschaar is opgeborgen op een locatie waar enkel kabouters met GPS nog toegang toe hebben. En de krant uit de brievenbus halen? Dat doet ze nu zelf, met een blik die zegt: “Je moet toch niet doodvallen op het tuinpad voor één artikel over Tom Waes?”
Ik begrijp haar wel. Echt. Ze heeft alle bijsluiters gelezen, en dan nog eens de horrorverhalen op het internet erbij, inclusief bijwerkingen die zelfs de fabrikant niet kende. Voor haar is "geen klachten" geen geruststelling, maar een waarschuwing. Zoiets als het oog van de orkaan: "Ze gaan nog komen, let maar op.”
Dus ja, ik doe wat van me verwacht wordt. Ik ga liggen, ik zucht af en toe betekenisvol, ik drink kamillethee met de ernst van een monnik op dieet, en ik laat me bedienen alsof elke beweging mijn hartslag met drie punten zou verhogen. Terwijl ik in werkelijkheid perfect in staat ben om het huis te schilderen, de muur in de tuin op te voegen ( waar ik trouwens mee bezig was) en daarna een blogje te tikken over hoe fris ik me voel. Maar dat hou ik wijselijk voor mezelf.
Want liefde is soms: je laten verzorgen terwijl je je prima voelt. Niet omdat jij dat nodig hebt, maar omdat de ander dan weer even kan ademhalen. Omdat de bezorgdheid ergens naartoe moet. Omdat je haar daarmee geruststelt, net zoals zij dat bij jou probeert te doen, al jaren, bij elke nieuwe scan, bij elke onverwachte stijging, bij elke verdikking op een botscan die misschien wel, of misschien net niet, iets betekent.
En dus lig ik daar maar wat, als een brave patiënt zonder symptomen, onder een dekentje dat ruikt naar wasverzachter en goedbedoelde overbescherming. Straks krijg ik nog een thermometer in mijn oor, enkel om te checken of ik wel genoeg straal vanbinnen.
Maar ik klaag niet. Integendeel. Want ik weet: achter elke overdosis kamillethee zit iemand die bang is om je kwijt te raken. En zolang ze dat nog is, blijf ik liggen.
Nou ja… tot zolang ze niet kijkt.
En dan sluip ik stilletjes naar de kelder, op zoek naar mijn loopschoenen.