
Amai, Zjeeráár!
Mijn vrouw beweert dat ze hem niet kent, maar ik heb zo mijn twijfels. Er moet ooit een Zjeeráár in haar leven zijn geweest. Met een ‘j’ en een accent aigu, want ze spreekt zijn naam altijd uit op z’n Frans. Niet op tedere momenten, nee — alleen als ik haar iets zeg wat haar huishoudbudget bedreigt.
“De bloemkool kost nu 4,99,” zeg ik dan.
Waarop zij, bijna ritueel: “Amai, Zjeeráár!”
Dat gebeurt wel vaker. Als de waterfactuur arriveert. Als de energieleverancier een tariefverhoging aankondigt. Zelfs toen ik voorstelde om opnieuw een krant te nemen. Altijd weer diezelfde uitroep, met een mengeling van ongeloof en verontwaardiging, alsof die Zjeeráár vroeger niet alleen haar boodschappen deed, maar ze ook nog eigenhandig betaalde.
Ik heb hem nooit gekend, die mysterieuze Gerard. Misschien leeft hij niet meer. Misschien is hij gewoon verdampt na de wittebroodsweken. Maar ze roept zijn naam met zoveel vuur dat ik mij soms afvraag of hij vroeger niet haar sponsor was. Of minstens haar fiscalist.
In het begin van ons huwelijk zat ik ermee in. Toen had ze het ook al voortdurend over die Gerard, want we verdienden toen nog niet zoveel en het was toen 'Amai, Zjeeráár' van hier en 'Amai Zjeeráár' van ginder..
Eén keer heb ik geprobeerd haar te confronteren. We waren een paar jaar getrouwd en ze kwam wat later thuis dan gewoonlijk.
“Is er nieuws?” vroeg ze.
Ik dacht even na en zei: “Eigenlijk wel. Een zekere Zjeeráár heeft gebeld.”
Ze verstijfde. “Zjeeráár? Wat wou die?”
“Geen idee. Maar hij sprak je bij je voornaam aan, alsof hij je al lang kende.”
Ze keek alsof ze betrapt was, maar wist zelf niet waarop.
“Zjeeráár… Ik heb ekkik nooit een Zjeeráár gekend. En hij noemde geen familienaam?”
“Neen. Alleen: ‘Zeg haar dat Zjeeráár gebeld heeft.’ Meer niet.”
Ze belde zelfs haar moeder, die zich vaag een nonkel Gerard herinnerde die in ’18 was gesneuveld aan de IJzer. Die kon het dus moeilijk zijn.
“Hij had wel een Frans accent,” zei ik nog. Dat hielp niet.
Net toen de twijfel op z’n hoogtepunt was, werd er gebeld.
Ik deed open. Een nette meneer met een aktetas overhandigde mij een offerte.
Mijn vrouw had een tijdje geleden de prijs gevraagd voor een iets comfortabelere keuken.
Ik legde het blad op tafel.
Ze keek niet naar het merk, niet naar de materialen, alleen naar het eindbedrag.
En ze zei, met een zucht die vijftig jaar huwelijk samenvatte:
“Amai, Zjeeráár!”
Reactie plaatsen
Reacties