Het laatste Fatsoen

Gepubliceerd op 5 november 2025 om 02:28

D’r zijn zo van die dagen…
Dan zit ik met m’n cappuccino voor het scherm, lees de krantenkoppen, en voel iets kraken in m’n binnenste.
Want dan zie ik mannen zitten — mannen in dure maatpakken, mannen aan grote marmeren tafels, mannen die praten over vrede alsof het om een btw-aangifte gaat.
Mannen die praten over mensen alsof het cijfers zijn.

De moraal komt er niet meer aan te pas.
En daar heb ik het moeilijk mee. Steeds moeilijker.

Want als agressie loont, als machtigen ongestraft mogen liegen, bedreigen, bedriegen en vernielen, dan vraag ik me af waarom wij gewone stervelingen ons nog aan de regels houden.
Waarom ik mijn buurman niet gewoon een mep verkoop als hij zijn vuilniszak weer voor mijn oprit zet.

Het antwoord is eenvoudig, en tegelijk hartverscheurend:
omdat we dat niet kunnen.
Omdat we dat niet willen.
Omdat er nog iets in ons zit dat zich verzet.
Omdat er in ons nog een stukje menselijkheid leeft.

Dat laatste stukje menselijkheid — dat noem ik het laatste fatsoen.

Je vindt het niet op televisie, en zeker niet in een parlement.
Niet op plekken waar camera’s staan.
Je vindt het in ziekenzalen waar iemand een dekentje rechtlegt bij een patiënt die niet meer praten kan.
Bij een buurvrouw die boodschappen doet voor een bejaarde.
In de online berichtjes van mensen die zelf ziek zijn, maar tóch eerst even vragen hoe het met jóu gaat — mensen die elkaar moed inspreken met woorden die soms meer genezen dan medicatie.

Dát zijn de momenten waarop ik denk: kijk, dáár woont de beschaving.
Niet in Brussel of Washington, maar in kleine gebaren tussen gewone mensen.
Dáár leeft nog iets dat de wereldleiders al lang kwijtgespeeld zijn: menselijkheid.

Misschien is dat wel wat ziekte met een mens doet.
Ze schuurt je schoon van alle grootspraak.
Ze laat alleen over wat echt is — pijn, zachtheid, angst, liefde.
En ergens, diep in die mix, groeit iets dat sterker is dan macht: mededogen.
Je leert troosten, delen, en verstaan wat kwetsbaarheid betekent — iets wat geen president, premier of miljardair nog lijkt te begrijpen.
Zij schermen zich af met cijfers en strategieën.
Wij met elkaar.

Je leert luisteren naar de adem van een ander, zelfs als je die nauwelijks hoort.
Je leert dat zwakte soms het mooiste stuk menselijkheid onthult dat er nog overblijft.

En dáár troost ik me mee.
Zolang er mensen zijn die het dekentje nog eens rechtleggen,
die de vuilniszak van de buurman naast de bak zetten in plaats van erop te trappen,
die elkaar vasthouden, ook al trillen hun handen —
zolang er zulke mensen zijn, is de wereld nog niet verloren.

Het laatste fatsoen leeft nog.
Niet in marmeren zalen, maar in warme handen.
En zolang ik cappuccino heb, blijf ik daarin geloven.