Een tandje minder

Gepubliceerd op 4 november 2025 om 06:46

Mijn tandarts, dat is er eentje uit de oude stempel. Zo’n type dat haar diploma vermoedelijk nog in zwart-wit heeft, naast een foto van haar eerste boor op stoomkracht. Ze gelooft heilig dat verdoving iets is voor watjes en dat pijn karakter kweekt. Elke behandeling bij haar is een kleine martelgang: kaken verkrampt, vingers wit om de leuning, en de geur van verbrand glazuur die zich in je neus nestelt als een nare jeugdherinnering.

Maar goed — probeer tegenwoordig nog maar eens op korte termijn een andere te vinden. De wachtlijsten zijn langer dan de wachttijd bij Sint-Pieter zelf.

Toch moet ik toegeven: laatst heeft ze, wonder boven wonder, iets goed gedaan. Tijdens een controle, in het kader van mijn toekomstige denosumabbehandeling, bekeek ze mijn gebit alsof het een bouwvallig herenhuis was dat elk moment kon instorten. Na wat geknars met haar haakjes besloot ze dat er vier kiezen preventief uit moesten. Vier gezonde, sterke kiezen nota bene — de pilaren van mijn eetkamer, waar biefstuk, kroket en cappuccino elkaar jarenlang in vrede ontmoetten.

Gelukkig had ze nog net genoeg gezond verstand om ze niet zélf te willen trekken, maar me door te sturen naar de MKA-afdeling van het ziekenhuis.

En nou had ik nog zo gehoopt dat de MKA-arts er misschien anders over zou denken. Dat hij zou zeggen: “Maar Mr willy, die kiezen zien er prima uit, laten we ze lekker zitten.” Dat ik mijn eetkamer nog even mocht behouden. Helaas...
Edoch, helemaal hopeloos was het niet: na grondige inspectie besloot hij dat één van de vier tóch mocht blijven. Een kleine overwinning, alsof je huis al half is afgebroken, maar de veranda nog overeind staat.

De overige drie moesten er echter genadeloos uit. Vrijdag het consult, maandag al onder het mes. Als kankerlijer krijg je blijkbaar wel voorrang.

En ik moet zeggen: die chirurg viel reuze mee. Rustige stem, goede verdoving, kordaat en kalm. Alleen mijn hoofd werd er bijna mee afgetrokken — ik dacht even dat ze vergaten waar de nek ophoudt en de kies begint. En al voelde ik niks, ik hoorde álles. En geloof me, met die nieuwe oortjes van mij hoor je zelfs wat je beter niet wílt horen. Het ijzingwekkend gekraak, het gesmak, het zuigend geluid van tand die bot verlaat… Ik kreeg er koude rillingen van tot in mijn tenen.

De afloop was minder fraai. Flinke napijn, bonkende hoofdpijn. Paracetamol hielp niet, 2 Paracetamols ook niet. Dat belooft nog  als ik die ooit voor iets ernstiger nodig heb.

Wat wél hielp, was mijn eerste maaltijd: pudding met krieken en een dikke dot slagroom erbovenop. Een klassieker die elk leed verzacht — zelfs dat van een gehavende eetkamer met drie lege stoelen.

En eerlijk? Zelfs zonder vork lukte dat prima.