Nachtelijke fantasieen

Gepubliceerd op 4 december 2025 om 09:55

Er was een tijd — en ik zeg dat met dezelfde weemoed waarmee mensen over de Belgische frank praten — dat de nacht twee mogelijke richtingen uitging: slapen, of iets dat in vage termen “nachtelijke fantasieën” werd genoemd. Een kankerlijer-collega had dat ooit zo genoemd, en ik vond het meteen een prachtig woord. Het rook naar avontuur. Naar roes, een rilling die ergens in je onderbuik begon. Het rook naar plezier dat geen uitleg vroeg.

In die tijd kon een simpele aanraking, een geur, een halfslap beeld zelfs, al genoeg zijn om iets in gang te zetten. Iets  dat ik nu alleen nog herken van oude natuurdocumentaires. Je weet wel, van die elegante dieren die ineens opjagen, springen, tollen, omdat de biologie zegt dat het zo hoort. Ik was er vroeger zo eentje. Nou ja, een iets minder elegante variant misschien, eerder een vrolijke Labrador dan een gazelle, maar kom.

Natte dromen had ik ook. Dromen waarin ik heldhaftig bergtoppen beklom (in mijn ondergoed, want dromen zijn zelden praktisch), of waarin ik in de armen belandde van iemand die precies op tijd wist wat ik nodig had. Dromen waarin alles werkte. En ja, ook dat ene ding.
Nou, de enige natte momenten die ik nog meemaak, zijn wanneer ik half slaapdronken naast de toiletpot drup omdat de zwaartekracht sneller werkt dan mijn aandacht. Leve de romantiek.

En ik mis het soms. Niet constant, ik ben geen twintig meer, maar er zijn van die momenten waarop een beetje maffe nachtelijke fantasie een mens nog eens zou opwarmen. Waarin het lichaam en het hoofd nog even samenwerken alsof ze elkaar begrijpen. Waarin je wakker wordt met een voldane glimlach in plaats van met een stijve rug.

Je zou denken dat je eraan went, aan die stilte in de nacht. Dat gebrek aan roering. En meestal is het ook zo. Het leven past zich altijd aan, zoals een oude hond die niet meer springt maar nog graag tegen je aan komt liggen. Maar soms, als ik lig te draaien in de lakens, voel ik het knagen. Het is geen groot verdriet, eerder een zacht tikje, zoals een herinnering die zegt: Weet je nog? Toen alles nog vanzelf ging?

Nou, ik weet het nog.

En ik glimlach erom, zelfs al doet het een beetje pijn. Want het was mooi. En het was van mij. En nu is het vooral een verhaal geworden, eentje om ’s nachts even naar te zwaaien voordat ik verder slaap. Of probeer te slapen.

En kijk, het voordeel van ouder worden en hormonen slikken is dat je nooit meer bang hoeft te zijn voor gênante situaties. Geen natte dromen meer. Geen verrassingen in de lakens Geen wilde ochtenden. Alleen een warme mok cappuccino op het nachtkastje en een hoofd dat af en toe nog durft te fluisteren wat het lichaam allang vergeten is.

’t Is anders, ja.

Maar ’t is ook een soort rust. Een vreemde, soms treurige, maar toch ook zachte rust — eentje waar ik me zoetjesaan in schik, al blijf ik graag heel even dromen dat het ooit anders was.