DAT

Gepubliceerd op 16 december 2024 om 10:27

Hier is de tekst uit de afbeelding:


Dat

“Wij zijn de mannen van de nacht...”. Zong de moderne dichter, en laatst kwam ik eens thuis even voorbij middernacht, een beetje moe van het rijden door de mist van Vlaanderen. Want als je bij ons de mist wil ingaan, dan biedt dit seizoen je ruimschoots de gelegenheid.
Mijn vrouw was nog op. Van buiten zag ik haar silhouet door het raam. Natalja Gorbanewskaja dacht ik, uit een droefgeestige Russische roman eind vorige eeuw, wachtens op de dood gewaande echtgenoot.
Ik schudde de mist van mij af, betrad de vluchtheuvel van mijn eigen huis en ging tegenover haar aan tafel zitten zwijgen.
‘Stil spel’ noemen ze dat in de theaterwereld. Ik ben daar heel sterk in. Terwijl op de achtergrond de kachel staat te spinnen. In de wollige warmte van de woonkamer. In mijn verbeelding zie ik dan zwaluwen, ik hoor leeuweriken en er hangt dan altijd een stukje Spanje in de lucht, uit de buurt van Javea...
Ze bekeek me, uiteraard met vrouwelijke intuïtie, en zei opeens:
“Is er iets?”
“Hoe bedoel je: is er iets? Nee, er is niks! Ik zou niet weten wat! Waarom?”
“Ja, je kijkt zo!”
“Hoé zo? Ik kijk altijd zo.”
Maar ze schudde nee. “Niet waar!”
“Enfin,” zei ik, “ik kijk heel gewoon.”
“Niet waar, je kijkt anders dan anders. Er is iets!”
“Er is niets! Ik kijk heel gewoon, en doe me nu niet lachen, want dan kijk ik anders!”
“Zie je wel, je kijkt dus niet gewoon.”
“Ok, dan maar, ik kijk dus anders, maar ik heb daar...


Hier is de tekst uit de afbeelding:


... geen moeite mee, en in ieder geval: daar is niks!”
Ze zweeg. Knikte. Maar duidelijk niet overtuigd. Want zij vergist zich nooit op dat gebied, zeker niet na zo’n oneindig aantal jaren huwelijk. Dan ken je mekaar. En dan weet je toch zeker, of er iets is, als er iets is.
Er volgde weer wat ‘stil spel’.
“Heeft dinges nog gebeld?” vroeg ik. “Die zou misschien nog gebeld hebben, en ik heb gezegd dat hij het maar tegen jou moest zeggen, als ik er niet was.”
“Nee, die had niet gebeld.”
“Was er iets?”
“Nee, er was niets. Hij zou alleen gebeld hebben. Als er iets was!”
“Als er wat was?”
Ja, dat wist ik ook niet. En vrouwen vinden het dan altijd oerstoem dat je dat niet gevraagd hebt.
“Het zal dat wel geweest zijn,” zei ze behulpzaam.
“Wat?”
“Tsja, wat ik daarstraks al zei. Dat er iets was en dat je zo keek.”
“Jamaar, begin nu alsjeblieft niet meer opnieuw: ik keek niet ‘zo’, ik keek heel gewoon en er was niks en er is niks.”
“Jaja, ik ken dat. Dinges heeft niet durven bellen, omdat hij wist dat jij niet thuis was en tegen mij durfde hij toch niet vertellen wat er eigenlijk was, het is hier altijd hetzelfde.”
Ik had alleen nog wat ‘stil spel’ over om te reageren.
“Laat ons maar gaan slapen,” zei ik, “’t is laat genoeg en ’t is morgen weer vroeg dag.”
Even later lagen we zwijgzaam naast mekaar, opgerold als twee overjarige foetussen, te wachten op de slaap die niet wilde komen.
Ik hoorde haar diep zuchten, het kwam van héél ver.
“Is er iets?” vroeg ik, zo zacht en zo teder mogelijk, maar het klonk vals.
“Als er bij jou niets is, dan bij mij ook niet,” siste ze.


Hier is de tekst uit de afbeelding:


Ik probeerde nog iets zinnigs te bedenken wat er zou kunnen zijn, maar het was te laat. Ik vond echt niets.
De doorligwonden van een oud huwelijk, dacht ik.
Het was mijn laatste gedachte.
Voorlopig.


Laat me weten als ik verder iets voor je kan doen!