NACHTTARIEF

Gepubliceerd op 18 december 2024 om 12:00

Hier is de tekst uit de afbeelding:


Nachtarief

De eerste dag schiep God het licht, de tweede dag het uitspansel van de hemel, de derde dag de aarde en de zeeën, en ook het groen. Dat was dus een belangrijke dag, want zonder die derde dag zouden er nu geen groene partijen zijn, en ook geen sla en spruitjes.
De vierde dag kwamen dan de sterren aan de beurt, en de hemellichamen, en de vijfde dag, de mooiste naar mijn gevoel, de vijfde dag zeide God: “Dat de wateren wemelen van levende wezens, en dat het gevogelte over de aarde vliege langs het uitspansel des levens.”
Ik vind de dag van de vogels dus veruit de belangrijkste. De dag van de mens moest weliswaar nog komen, want God moest nog iemand scheppen om de hele boel te verknallen, en sommigen vinden dié dag de grootste, maar ik niet.
Ik opteer voor de vogels. En ook een beetje voor de vissen, want dat ging in één moeite door. De dag van de vogels en de vissen. Ik zie het zo gebeuren...
God was die morgen van de vijfde dag al vroeg op, want hij zou er eindelijk eens wat beweging gaan inbrengen. Hij had al licht en lucht, en zeeën en groen, en een zon en een maan, en proper water, maar ’t zag er nog allemaal een beetje eentonig uit. ’t Was goed, dat zag hij ook wel, maar er haperde nog wat aan, het was nog niet helemaal af.
En toen had God dus een goed idee, want dat moet je toegeven: vissen en vogels, dat is van het mooiste wat er is. Je moet er maar opkomen, zeg ik. Nu kan ik naar een aquarium zitten kijken, dat geven ze niet op de televisie, dat is het mooiste programma dat er is. Er komen geen reclamespots tussen. Af en toe wel eens een guppy of een black molly, die per se reclame wil maken voor de Bond van de Kroostrijke Gezinnen,

Hier is de tekst uit de afbeelding:


maar het gebeurt allemaal in de grootste stilte. En met stijl.
Met de vogels is het ook zo. Dat vind ik persoonlijk zelfs nog een iétjse beter idee, want bij dat gevederd en gevleugeld gevogelte zijn prachtexemplaren bij, van bouw, van kleur, om van hun muziek nog maar te zwijgen, want na al die eeuwen zijn de gevoelige dichters daar nog niet over uitgepraat: ze kunnen geen fatsoenlijk liefdesgedicht schrijven of hoop, daar moet ergens een bedreigde vogelsoort in het struikgewas en tussen de heesters zitten kwinkelen.
Geen wonder dus dat God de avond van de vijfde dag zag dat het goed was, wreed content was van zijn eigen, en een beetje vermoeid onder een boom ging zitten, een monkel in zijn witte baard, en probeerde een oogje toe te doen, want dat gebeurde toen nog allemaal in open lucht.
Maar gek, hé, God kon die avond van de vijfde dag niet in slaap geraken. Waarschijnlijk van de zenuwen, en ook omdat die vogels zo goed geslaagd waren, want voor hetzelfde geld had je mormels. Aardwormen en wrattenzwijnen had hij ook al geschapen, om te proberen.
De vogels zwegen. De vissen natuurlijk ook. ’t Was stil. Iets té stil vond God, want hij was klaar wakker. Het werd avond. Nacht. Een nacht met sterren.
Ik heb nog één vogel te kort, dacht God, één vogel, die zingt voor de mensen, die ’s nachts niet in slaap kunnen geraken.
En toen maakte hij de nachtegaal. Veel kleur was er niet aan, in het donker maakte dat toch niks uit.
Maar de nachtegaal kreeg de mooiste kleuren in zijn stem.
God noemde hem Mozart.
En weer zag hij dat het goed was.