Hier is de tekst uit de afbeelding:
Vluchtheuvel
De laatste maanden ben ik één van de trouwste luisteraars en fans van Jo Leemans. Elke vrijdagmiddag draait zij op BRT 1 en op 78 toeren de hitparade van tussen de laatste twee wereldoorlogen, de late middeleeuwen dus, met bij wijlen een modern krassende uitschieter van vlak na de oorlog, van vijf- of zesenvijftig... Mijn moeder was een Wenerin, van Bob Benny of Jan Verbraeken. Zij doen dat met zoveel overtuiging, dat je bijna vergeet dat hun moeder niet in Wenen, maar eerder in Erps-Kwerps of Smeerrebbe-Vloerzegem geboren was. Maar goed, ik zit daar met vochtige ogen bij weg te smelten. Mijn moeder was een Wenerin en Das machen nur die Beine von Dolores.
Vlak daarna komt De Derde Versnelling, een programma voor senioren, met allemaal nuttige en bruikbare wenken: hoe je je vals gebit kunt proper houden, hoe je mayonaisevlekken uit je das krijgt, over het nut van kruiswoordraadsels voor je geheugen en hoe je met gezelschapsspelletjes als Stratego en zo je leven opnieuw zin kunt geven. Makramé is ook goed.
Allemaal nuttige dingen voor iemand, die met pensioen gaat. Voor mij dus.
Laatst werd er ook nog een socioloog geïnterviewd, die het had over een ‘vluchtheuvel’ binnenshuis. Want als gepensioneerde, zei hij, zeer terecht trouwens, kom je ineens op het territorium van je vrouw terecht, en dan kunnen er spanningen ontstaan. Ik vond dat enorm verstandig en knikte ijverig.
En dan moet je een ‘vluchtheuvel’ hebben, zei hij nog eens, een plek waar je voor jezelf een stukje privacy creëert, zei hij.
Ik heb daar lange tijd diep zitten over nadenken en aan mijn vrouw gevraagd: “Hebben wij hier ergens
Hier is de tekst uit de afbeelding:
zo’n vluchtheuvel?
Ze dacht ook diep na. Als de zon scheen kon ik altijd even in mijn privé Regenwoud gaan wandelen, zei ze, maar voorts was er alleen de badkamer. En het toilet, natuurlijk. Maar dât bedoelde die socioloog waarschijnlijk niet. We zullen die vluchtheuvel maar in de woonkamer plaatsen, besloot ze, dan kunnen we er met zijn tweetjes op gaan zitten. En als ik begon te zagen, kon ze nog altijd naar de keuken.
Want ze kende dat, zei ze, of liever: ze kende mij. In het begin zat ik van ’s morgens tot ’s avonds op die vluchtheuvel, maar na een week was het nieuwe er weer af, en dan lag die vluchtheuvel daar weer als een onbewoond eiland.
Nu goed! Spanningen zijn er voorlopig nog niet.
Wij bespreken samen dagelijks alle nieuws en problemen. Zoals bij voorbeeld varkenspest in Wingene. Wie nog actief is ingeschakeld in het arbeidsproces, kijkt daar heel anders tegenaan dan twee jonge gepensioneerden. Wij leven daar mee mee, wij snappen de tragiek ervan. Die beelden van gisteren op de televisie zijn op ons netvlies blijven hangen: al die blote varkens, die met zo’n grijper op een vrachtwagen worden gekieperd, met honderden. Er is niks zo zielig als een bloot, dood varken. Ik vind het bijna zo erg om naar te kijken als Pin-upclub. Trouwens, daar lijkt het wat op: Pin-upclub voor slagers.
Nog een geluk, denk je dan, dat de socioloog het woordje ‘vluchtheuvel’ gebruikte, voor hetzelfde geld was het ‘schutkring’ geweest.
En dan voelen we ook nog mee met die Zwitserse edelweissjes, die naar Nieuw-Zeeland verhuizen, anders gaan ze allemaal kapot. Die zoeken dus ook al een vluchtheuvel. In wat voor een wereld leven wij?
Misschien, zeg ik, zijn die nonnen uit Brugge, die Arme Klaren, nog het verstandigst: heel de boel verkopen en naar het zuiden van Frankrijk trekken. En daar op je eigen beginnen. Op je vluchtheuvel in de
Hier is de tekst uit de afbeelding:
Franse zon.
Daar heeft een gepensioneerde helaas geen geld genoeg voor, zegt mijn vrouw. Misschien kunnen we ons laten sponsoren door het Gemeentekrediet? Of met subsidies van de Vereniging van Industriële Archeologie. Ik ken daar nog iemand.
Alléén is zo’n vluchtheuvel niet te betalen.
Hoe hoog is de straatwaarde van een gepensioneerde Old-Timer? Op de pechstrook!