FAMILIE

Gepubliceerd op 24 december 2024 om 10:22

Waar halen ze het tegenwoordig toch, die realityverhalen?
Je zet de televisie aan, je verwacht iets dat op de werkelijkheid lijkt, en wat krijg je? Mensen die hysterisch huilen in keukens met achtentwintig spotjes, stromende mascara alsof de watervoorziening is gesprongen, en koppels die na drie weken samenwonen besluiten dat ze “even ruimte nodig hebben voor hun persoonlijke groei”.
Niks reality aan.
Hooguit een weerspiegeling van wat er gebeurt als je een groep producenten drie maanden opsluit met te weinig zuurstof en te veel ideeën.

Maar goed, iedereen heeft wel een tante en een nonkel in de familie die bijna televisiewaardig zijn.
Een tante die bij het minste conflict haar gezicht laat zakken als een soufflé die te vroeg uit de oven gehaald is.
Een nonkel die altijd gelijk heeft, zelfs wanneer hij ongelijk heeft — en dat is meestal — omdat hij in 1973 eens een geit uit een sloot heeft gered en dat hem sindsdien morele onaantastbaarheid schenkt.
En een neef die elk jaar een nieuw spiritueel pad ontdekt en daardoor zijn voornaam minstens drie keer moet heruitvinden.

Maar zelfs dán blijft de echte realiteit altijd een stuk tammer dan wat ze op televisie durven verzinnen.

En toch zeggen ze: “Herkenbare situaties!”
Tuurlijk.
Wie heeft er nu géén tante met waggelende wangzakjes, een maagzweer van formaat gele pudding en een aangeboren talent om zich overal mee te bemoeien, behalve als er geld moet bovenkomen? Zulke tantes zitten genetisch verankerd in elke Vlaamse familie.
Die kweken zichzelf voort, vermoed ik.
Zoals schimmel op nat behang.

En als de tante al ontbreekt, dan is er altijd een opa.
Zo’n norse zetelvegetariër met een buikje vol nostalgie en bedenkelijke darmgassen, die de hele dag proclameert dat er dringend nog eens “een goeie oorlog” moet komen, want de jeugd is naar de knoppen en de politiekers zijn zakkenvullers, en vroeger — jaja, vroeger — deden ze nog tenminste iets voor het volk.
Welke volk, dat weet hij niet meer.
Maar dàt ze het deden, staat vast. Dedju.

Reality, noemen ze dat.
Een spiegel van onze maatschappij.
Maar ik weet niet in welk spiegelpaleis die camera’s staan — vermoedelijk dat van Plopsaland, waar elk gezicht automatisch verandert in iets grotesks met rare schaduwen.

Soms duiken ze zelfs op in rusthuizen.
En dan voel ik me een beetje voyeur.
Een opdringerige kabouter die ongegeneerd meekijkt naar mensen die niet eens beseffen dat een camera geen medebewoner is, maar een apparaat dat alles in stukjes hakt voor de kijkcijfers.
Een mens krijgt daar soms een rare kramp in zijn geweten van.

Laatst zag ik zo’n koppel.
Hij: bijna negentig, ogen als vaal glas onder wenkbrauwen die al jaren staken.
Zij: achteraan zeventig, maar met die zachte aanstekelijke levenslust die je eerder verwacht bij iemand die net een puppy heeft gekocht, geen hoogbejaarde man.

Ze wou nog trouwen.
Hij vond het leeftijdsverschil te groot — een argument dat hij vermoedelijk al vijftig jaar eerder had moeten gebruiken, maar soit.
Hij stelde een samenlevingscontract voor “dat niet op papier hoeft te staan”.
Een man naar mijn hart: administratief minimalisme bestaat dus nog.

Daar zaten ze dan: zij roerde zijn koffie alsof ze een toverdrank aan het brouwen was, tilde zijn hand tot aan het kopje en fluisterde dat het niet meer te warm was.
Ik voelde me een indringer, maar bleef kijken — zoals elke degelijke tv-kijker die zich schaamt maar niet genoeg om weg te zappen.

Even later stonden ze in de tuin verloren brood aan haveloze duiven te geven.
Zij maakte koergeluidjes.
Hij liet haar maar doen, alsof dat de normaalste zaak ter wereld was.
En misschien was het dat ook.
Geen WhatsApp, geen relatietherapie, geen “ik moet even aan mezelf werken”.
Gewoon brood, een tuin en een vrouw die al haar tanden nog heeft.

Toen bracht ze hem naar zijn kamer.
Ze zoenden elkaar zedig — alsof ze geregisseerd werden door een pastoor met weekhartigheid.
“Slaapwel,” zei ze.
“Als ’t God belieft,” mompelde hij.

En toen kwam de montage.
“Twee ogen zo blauw”.
Een nummer dat zijn ogen al niet meer konden waarderen, want ze waren eerder lichtgrijs van ouderdom, leven en alle teleurstellingen die daarbij horen.

Maar goed: reality heeft geen tijd voor nuance.
Emoties moeten proper opgepoetst worden, met zacht tegenlicht en een wolkje kunstmatige violen.
Goede slechte televisie, noemen ze dat.

En misschien is dat ook zo.
Misschien hoeft televisie niet te tonen hoe de werkelijkheid écht is, maar hoe we hopen dat ze misschien nog eens wordt: zacht, zorgzaam, met een vleugje romantiek en twee oude handen die elkaar blijven zoeken.

En ik, Mr willy, blijf kijken.
Niet omdat ik geloof dat het echt is.
Maar omdat het soms — heel soms — een klein beetje troostrijk is te zien dat zelfs geënsceneerde mensen méér miserie hebben dan ik.

Althans… volgens de montage.


FAMILIE

Een familie moet toch wel iets speciaals zijn, anders konden ze er niet zo’n lange serie van maken op de televisie.
Of die serie nu Thuis heet, of gewoon origineel Familie, of Neighbours, of Mooi en meedogenloos, ’t blijft gelijk, overal komt dezelfde ellende terug. Herkenbare ellende, en om de haverklap een behoorlijke portie verdriet.

Ook dat zal wel stroken met de werkelijkheid. Want iedereen zou wel een drukke verjaardagskalender kunnen bijhouden van verdrietige gebeurtenissen. Veroorzaakt door bloedverwanten, vrienden en kennissen.
Want in elke familie zit wel ergens een kribbige tante met mistroostige wangzakjes, die haar maagzweer vertroetelt alsof het een dure smaragd is en die zich met alles bemoeit, behalve als er van haar een financiële bijdrage gevraagd wordt. Dan moet desnoods de staat maar tussenkomen. Of de huurbaas, want die stinkt van het geld.
Zo’n tantes vind je in elke familie.

En als die er niet zijn, dan is er wel een tobberige opa, een dikke pasjakroet, die hele dagen in zijn zetel zit te herkouwen en zeggen dat het vroeger beter was, dat er dringend nog eens een serieuze oorlog moet komen en dat de jeugd van tegenwoordig aan niets anders denkt dan aan seks. Maar studeren, dat zit er vandaag de dag niet meer in, dedju!
En over de politiekers is hij ook niet te spreken, allemaal maffia, allemaal zakkenvullers. Dat was in zijn tijd anders. Toen deden ze nog iets voor de mensen. Dedju!

’t Is in al die feuilletons van hetzelfde. Precies of Abbé Pierre en Moeder Teresa nog niet uitgevonden zijn. Herkenbare toestanden zeggen ze dan, een spiegel van onze huidige samenleving. Virtuele realiteit.

Het kan best, natuurlijk. Maar ik heb het toch liever even anders.
Zoals laatst in dat rusthuis, waar ze gefilmd hadden. Ik voel me dan altijd een beetje ongemakkelijk. Een beetje indringer. Een beetje een voyeur, want die oude mensen weten niet eens...


Wil je dat ik deze tekst verder verwerk, samenvat of analyseer?

De tekst in de afbeelding is als volgt:


...wat een camera is. En dat die er is, want daar zitten mensen bij, die voor een deel in die andere wereld zitten.
Maar daar was nog een koppel bij, hij bijna negentig en zij achteraan in de zeventig. De vrouw zei eerlijk dat ze nog trouwplannen koesterde, maar hij vond dat het leeftijdsverschil te groot was, en hij stelde zich ruim tevreden met een samenlevingscontract, dat nog niet eens op papier hoefde te staan.
Ze zaten samen aan tafel en zij voederde hem, omdat het niet zo best meer was met zijn ogen. Ze roerde zijn koffie tot het klontje helemaal gesmolten was en toen bracht ze zijn hand tot bij het oortje van het kopje.
‘Hij is niet te warm meer,’ kon ik liplezen.
Daarna stonden ze in de tuin met wat verloren brood een paar haveloze duiven te voederen en zij maakte daarbij koergeluidjes. Hij liet haar maar doen. Toen gingen ze binnen. Zij bracht hem tot aan de deur van zijn kamer en zoende hem. De camera en ik keken onbeschaamd toe hoe zij mekaar zedig zoenden.
‘Slaapwel. En tot morgen,’ zei ze.
‘As ’t God belieft,’ mommelde hij.
Zij keerde zich om, keek stralend in het oog van de lens, en op de montage hadden ze er een stukje muziek van ‘Helmut goes Classic’ ondergeschoven: ‘Twee ogen zo blauw’, dacht ik.

Heel gevoelig, maar voor ‘zijn’ ogen was het zeker niet bedoeld. Want die waren al een beetje grijs en glazig onder zijn versleten wenkbrauwen. Maar goed, je mag geen komma­neuker zijn in dit soort dingen.

Die mensen moeten toch ook aan de kijkcijfers denken. ’t Moet goede slechte televisie zijn.


Wil je dat ik deze tekst samenvat, analyseer of verder verwerk?