Herbruikbaar tot nader order

Gepubliceerd op 29 december 2024 om 02:01

Ze hebben tegenwoordig de mond vol van recycleren. Er bestaan hele campagnes rond, onderwijsmodules, apps, en binnenkort ongetwijfeld ook een staatssecretariaat. Ik zie het al voor me: een departement “Hergebruik & Herademing”, met een kabinet vol jonge mensen in gerecycleerde pakken, biologisch afbreekbare sneakers en een koffiemok uit bamboe. En als je daar op bezoek komt, krijg je water geserveerd in een kartonnen beker die na gebruik wordt omgetoverd tot een vogelnestje.

Maar nieuw is het allemaal niet.

Recycleren, dat deden wij vroeger al. Alleen noemden we het toen anders.
We noemden het gewoon: leven.

We gooiden niets weg, want we hadden ook niets te veel. Melk haalde je bij de boer, recht van de uier, lauw en ongefilterd, in een glazen kruik die je elke dag opnieuw meebracht. Brood droeg je onder de arm, ongesneden en onbeschermd tegen het stof, maar met een kruisje erin gesneden door moeder — niet tegen de duivel, maar om de bacteriën wat manieren bij te brengen.

Alles werd hergebruikt. Het zilverpapier van de chocoladerepen ging naar de missionarissen, die er de heidenen gelukkig mee maakten. Kranten dienden als toiletpapier, al moest je oppassen met de scherpe rand van de Gazet van Antwerpen. En wie geen radio had, kon het nieuws alsnog lezen — recht van het haringkraam, met sardineolie en drie dagen vertraging.

Zelfs wij, als kinderen, waren gerecycleerd: broeken met knielappen van oudere broers, truien die grootmoeder uithaalde en opnieuw breide, jassen die via via belandden bij de pop van het buurmeisje.

En nu, jaren later, sta ik zelf op die lopende band. Niet in een fabriek, maar in een ziekenhuis. Geen karton of bamboe meer — maar scans, naalden, pleisters, pillen, bestralingen. Recycleren heet nu: oplappen.

Ik word opgelapt met alles wat beschikbaar is. Een beetje van de ene arts, een snuifje van de andere. Een plakker voor de rib, een pil voor de prostaat, een gel voor het testosteron, een injectie voor de botten. Er zit meer kunststof in mijn lijf dan in een doorsnee bureaustoel. Maar ik draai nog. Krakkemikkig, met haperende onderdelen, maar ik draai.

En dat geldt niet alleen voor het lichaam. Ook mijn energie wordt herverdeeld. Wat vroeger in één ruk kon, moet nu gespreid over drie dagen. Mijn moed hergebruik ik minstens wekelijks: niet altijd even vers, soms wat slapjes uit de diepvries gehaald, maar nog altijd bruikbaar. En mijn geheugen, ach… dat recycleert vanzelf: dezelfde anekdotes, opnieuw verteld, telkens weer verrassend actueel.

Van de originele Mr willy is niet veel meer over. Maar wat rest, is hersteld. Niet nieuw, niet foutloos, maar functioneel genoeg om nog een blog te tikken en een glimlach te maken.

Dus ja — recycleren is goed. Oplappen is een kunst. En daarin zijn wij, kankerlijers, in gespecialiseerd. We leven op overschot. We herwerken onszelf, elke dag opnieuw.

En daar trek ik volgende vrijdag een fles op af