Hier is de tekst uit de afbeelding:
Alle mensen zouden een ‘glazen kast’ moeten hebben waar je ‘vroeger’ kunt inzetten...
Een fanatiek verzamelaar ben ik eigenlijk niet. Ik heb een vriend, die heeft misschien wel meer dan duizend wijwatervaatjes tegen de muur hangen thuis. Hij heeft er zelfs een boek over geschreven. Zoveel geduld heb ik niet.
Maar ik heb thuis wel van die spulletjes, soms kleine prullaria, die ik ooit eens ergens gekregen heb en die ik moeilijk zou kunnen wegdoen. Gewoon omdat ik ze zou missen.
Zo staat er bij mij nog een houten snuifdoosje van een pater kapucijn. Ik heb het goed vijfentwintig jaar geleden gekregen van broeder Max, de kunstschilder, die ook al meer dan twintig jaar dood is, maar die ze onlangs nog herdacht hebben in het Gravensteen van Gent, en in Tessenderlo, waar hij de laatste vijfentwintig jaar van zijn broederleven geleefd heeft en waar hij ook gestorven is.
Als ik het snuifdoosje van die kapucijn zie staan, dan moet ik aan broeder Max denken.
Het doosje heeft de vorm van een varkentje met een dekseltje op zijn rug. Ik weet nog goed wanneer ik het kreeg, een zaterdagmiddag in de zomer. Het kapucijntje was de week ervoor ter ziele gegaan en de familie had de snuifdoos aan Max gegeven, omdat ze anders niemand kenden die nog echt snoof. Er zat trouwens nog snuif in. Die heb ik er wel uitgeschud, maar als je het doosje opendoet, dan ruikt het er nog altijd naar, want die kapucijn was bijna negentig jaar. En volgens Max had die heel wat afgesnoven ter ere van God. Want roken mochten die paters in die tijd nog niet.
Nu staat het snuifvarkentje bij ons in de vitrinekast.
Laat me weten als ik je nog ergens mee kan helpen!
Hier is de tekst uit de afbeelding:
Zo heet dat, vitrinekast, maar ik zeg altijd ‘glazen kast’, omdat mijn moeder dat vroeger ook zei, en de ‘glazen kast’, daar stonden alleen de duurdere dingen in, het ‘goed servies’ en zo, enfin, dingen die er eigenlijk nooit uitkwamen, omdat ze schrik had dat ze kapot zouden vallen, en een servies moest volledig blijven. Dus werd het alleen gebruikt als er eens iemand kwam, maar daar kwam nooit iemand.
Achter het snuifdoosje, dat me dus aan broeder Max doet denken, staat een vernikkeld beeldje van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes. De grot is er niet bij, maar de Moedermaagd staat toch een beetje bergop, zodat je de grot er gemakkelijk kunt bijdenken, als je het verhaal kent. Aan de voeten van Maria zit Bernadette Soubirous op haar knieën te bidden en naar Onze-Lieve-Vrouw te kijken, die “verscheen in een grot”.
Het beeldje is van mijn moeder. Die is ooit één keer naar Lourdes geweest, en daar heeft ze toen dat beeldje gekocht. Ik denk dat het, voor haar doen, veel geld gekost heeft, want het is eigenlijk een muziekdoosje. Als je het beeldje omdraait, is er een klein ringetje waarmee je een veer kunt opwinden, en dan speelt het beeldje tingeltangelend wel tien keer het liedje: “Te Lourdes op de bergen verscheen in een grot, vol glans en vol luister de Moeder van God, ave, ave, ave, Maria, bis...”. Wij zongen dat vroeger altijd in de processie in de meimaand. En ik zet het soms nog eens op, als er een van de kleinkinderen thuis is, en dan bedenk ik dat ik ook ooit zo klein geweest ben en dat moeder mij naar het muziekje liet luisteren als ik eens ziek was of zo. Dan haalde ze het voorzichtig uit de glazen kast en dan zong ze mee.
Eigenlijk, denk ik soms, zouden alle mensen zo’n ‘glazen kast’ moeten hebben. Zo’n ‘glazen kast’, waar je ‘vroeger’ kunt inzetten.
Laat weten als ik je verder kan helpen!