De Taal van handen

Gepubliceerd op 12 januari 2025 om 10:23

Ik hou van handen.

Je kunt er iemand mee slaan, dat is waar — maar je kunt er ook mee strelen. En dat verschil zit niet in de handen zelf, maar in wie ze gebruikt.

Handen verraden alles. Of iemand nerveus is. Zwaar werk heeft gedaan. Moe is. Of nog leeft.

Op televisie zie je dat soms beter dan in het echte leven. Eén hand in close-up, en je weet alles. Je hoeft het gezicht niet eens te zien.

Zo zag ik onlangs een hand sterven. Niet de hele mens — die bleef buiten beeld — maar een hand, uitgestrekt op een laken. En ergens, tussen adem en stilte, trok het leven zich terug. Niet met drama, geen gekreun of muziek. Gewoon een hand, die langzaam een lege schelp werd. De warmte was eruit. En je zag het gebeuren.

Dat beeld bleef hangen. Dagenlang. Het deed me denken aan de handen van mijn vader op zijn sterfbed. Ruw, eeltig, moe. Hoe hij de mijne omklemde. Geen woord zei hij, maar die vingers vertelden alles. Of aan de handen van mijn vrouw, toen ze de mijne greep na de diagnose. Alleen dat. En het was genoeg.

Handen vertellen verhalen.

Je kunt ze ballen tot een vuist, of openen tot een gebaar van zachtheid. Je kunt ze leggen op een koortsig voorhoofd, een versleten schouder, of iemands trillende rug. Ze troosten zonder woorden. Ze doen dat gewoon vanzelf.

Ik heb ook heel mooie handen gezien in mijn leven. De lichte, vastberaden hand van Mevr willy toen ze haar ja-woord ondertekende. De bibberende kinderhand van zoonlief, toen hij zijn moeder losliet aan de schoolpoort. En de allereerste plakkerige hand van mijn kleinkind — klein als een mandarijn, warm als vertrouwen, die mijn duim vasthield alsof die nooit meer los mocht. Een greep die alles zei, zonder één woord.

Mijn eigen handen hebben intussen honderden keren geblogd, getypt, geveegd, gespoeld, pillen geteld, doktersrekeningen vastgehouden, het gezicht van mijn vrouw gestreeld, en mij overeind geholpen wanneer ik in gedachten was gevallen. Ze hebben mij gedragen. En ze doen dat nog steeds.

Soms kijk ik ernaar zoals je kijkt naar iets dat je al heel je leven kent, maar waarvan je pas later beseft hoeveel het voor je heeft gedaan.

Er zijn handen die vrijen, handen die zegenen, handen die helen, en handen die afscheid nemen.

En als het ooit zover komt, hoop ik dat de mijne nog net zacht genoeg zijn om los te laten.
En dat er dan iemand is, die ze vasthoudt.