HET GEHEUEUGEN, DAT ONGRIJPBARE

Gepubliceerd op 10 mei 2025 om 01:54

Het Geheugen, dat Ongrijpbare

Een verslag van binnenuit, voor iedereen die zijn hoofd langzaam kwijtraakt

Door: Hippocampus Minor, voormalig hoofd geheugenbeheer – tijdelijk gedegradeerd tot assistent


Het is begonnen met een geur.
Of een woord. Of een gezicht.
Ik weet het niet meer. En dat is precies het probleem.

Vroeger wist ik alles.
Ik was het geheugen.
De boekhouder van het verleden.
Van kindertekeningen tot pincodes, van eerste liefdes tot stomme moppen die toch bleven hangen.
Als iemand in het systeem iets zocht, kwamen ze bij mij: “Hoe heette die buurman met die hond?” – klik – “Bert.”
“Wat was de pincode van dat oude bankkaartje?” – schuif open – “1627.”

Mijn archief werkte feilloos. Tot Tumor Prostaat op het toneel verscheen.
Plots liep hij daar rond, die ettercel met z’n grootheidswaan en z’n expansiedrang,
alsof dit lichaam een open kantoor was en hij de CEO die zonder afspraak binnendringt.

En hij bleef niet in zijn onderbuikhoekje, nee.
Hij kroop omhoog. In stilte. Traag. Giftig.
En op een dag stonden er dozen in mijn gangen.
Archiefdozen die niet van mij waren.
Er lag een stapel herinneringen op de grond die niemand meer opruimde.
En elke keer ik iets zocht, stond Tumor Prostaat net in de weg, glimlachend met zijn vette delingsgezicht.

Alsof dat nog niet volstond, kwam toen de hormoontherapie.
Ze noemden het “levensverlengend”, “medisch noodzakelijk”.
Voor mij was het een chemische moker.
Een langzame sloop.
Mijn archieflades klemden.
Mijn kaarten verkleurden.
Mijn labels vielen van de mappen.

Sindsdien loop ik hier rond als een verdwaalde archiefbediende.
Ik weet dat ik iets moest doen, ergens iets moest ophalen,
maar ik loop de verkeerde kant op, en onderweg verlies ik de reden waarom ik vertrok.


De anderen in het systeem hebben het niet door.
De ogen zeggen: “Wij zagen het.”
De mond zegt: “Ik heb het gezegd.”
De voorhoofdskwab denkt nog altijd dat hij de baas is.

Maar niemand weet hoe het voelt om plots iets te vergeten dat je jarenlang zonder nadenken wist.
Je eigen telefoonnummer. De verjaardag van je kind.
Of erger nog: een herinnering aan iemand die je zo liefhad,
maar die nu enkel nog verschijnt als een schim in een droom,
zonder stem, zonder tijd, zonder context.


En Mr willy?
Die doet alsof het hem niet deert.
Hij lacht, haalt zijn schouders op, zegt dat het “de leeftijd” is.
Maar ik weet beter.
Ik voel hem twijfelen als hij woorden zoekt,
voel hoe hij schrikt als hij zijn sleutels vindt op een plek waar hij nog nooit is geweest.

Hij noemt het zijn chemobrein.
Maar ik weet dat het meer is dan dat.
Het is Tumor Prostaat die hier boven alles overhoop gegooid heeft,
en die prikken, die pillen, dat hele hormonale bombardement —
het heeft van mij een kneus gemaakt.
Een stoffige ziel tussen het puin van herinnering.


Toch geef ik niet op.
Ik ben nog hier.
Ik fluister namen wanneer ik ze kan vinden.
Ik steek af en toe een beeld tussen de plooien van de dag.
Een geur, een zin, een blik van vroeger.

En soms — als Mr willy een oude foto bekijkt en even stil wordt —
dan voel ik dat ik nog besta.
Dan is er iets dat oplicht, een draadje tussen nu en ooit.
Een herinnering zonder naam,
maar met een gevoel dat klopt als een hart:
zacht, langzaam, maar nog altijd levend.


Getekend,
Hippocampus Minor
Verwilderd, vergeten, en nog steeds aan het werk.