Doorgaan

Gepubliceerd op 12 juli 2024 om 08:25

In de kleine uurtjes van de ochtend, wanneer de wereld nog in duisternis gehuld is, liggen de enige bewuste wezens in een klein appartementje: een jonge moeder, haar schreeuwende baby en de arme vader verderop in de gang. Het is een moment van wanhoop, waarin de realiteit van het leven als een loodzware deken op haar drukt. De boeddhisten hebben gelijk, denkt ze, het hele leven is een eindeloze strijd vol pijn en frustratie, een nutteloze klim bergopwaarts die nooit eindigt. Ze voelt zich opgesloten in een cyclus van lijden.

Haar gedachten dwalen af naar de mislukkingen in haar leven. Ze herinnert zich de dromen die ze ooit had, de ambities die nooit werkelijkheid zijn geworden. Ze was degene die aan het roer stond van dit schip, en nu lijkt het onvermijdelijk dat ze gestrand is, beroofd van hoop en vreugde. Haar lichaam, ooit een bron van kracht en vreugde, is nu een bron van pijn en zwakte geworden. Ze geeft zichzelf de schuld voor haar ziekten, haar zwakheden, haar falen om zichzelf te beheersen. Ze heeft te veel gegeten, te veel medicijnen genomen, hard geprobeerd maar nooit hard genoeg.

In deze donkere momenten vraagt ze zich af of ze echt zo slecht is. Kan het zijn dat ze geen controle heeft over haar ziekten, over de pijn die haar in de vroege uurtjes wakker houdt? Haar hart, haar ruggengraat, de laesies in haar hersenen en nek - zijn deze problemen werkelijk haar schuld? Misschien is ze niet de oorzaak van haar pijn, maar slechts een slachtoffer van de willekeurige samenloop van genetica en pech.

Terwijl ze in de duisternis ligt, herinnert ze zich de woorden van haar partner, die haar keer op keer vertelt dat ze mooi is, dat ze geliefd is. Ze probeert deze woorden te geloven, zich vast te klampen aan de liefde die haar wordt aangeboden. Ze denkt aan haar baby, het kleine leven dat volledig van haar afhankelijk is. Hoe kan ze niet van zichzelf houden als dit kind zoveel van haar houdt? Haar keuzes, hoe misplaatst ook, waren nooit bedoeld om iemand te schaden. Ze wil geloven dat ze het waard is om van gehouden te worden, ondanks haar pijn en tekortkomingen.

Ze vraagt zich af of ze ooit van dit lichaam en deze geest kan houden, zelfs met de constante pijn die nooit lijkt te verdwijnen. Kan ze leren van zichzelf te houden, ondanks alles? En nog belangrijker, kan ze van een wereld houden die zo gebroken is als deze?

In het diepst van haar wanhoop vindt ze een klein sprankje hoop. Ze realiseert zich dat liefde, zowel voor zichzelf als voor anderen, de sleutel kan zijn om door deze donkere tijden heen te komen. Ze besluit dat, ondanks alles, ze zal proberen lief te hebben. Want liefde, hoe klein ook, is de enige kracht die sterker is dan pijn.

Met deze gedachte sluit ze haar ogen en omhelst ze haar schreeuwende baby. In de vroege uren van de ochtend, wanneer de wereld nog in duisternis gehuld is, vindt ze de moed om door te gaan, om lief te hebben en om te leven, ondanks alles.