Voor G., die niet meer kon wachten
Ik stel het me vaak voor, G., niet omdat ik denk te weten hoe het gegaan is, maar omdat mijn hoofd weigert te geloven dat je er zomaar niet meer bent. En dan probeer ik het te vatten, niet met cijfers of feiten, maar met verbeelding, met een beeld dat past bij jou. Misschien begon het als een droom, eentje die zich aandiende zonder waarschuwing. Geen gewone droom, maar een van die diepe, woordeloze nachtmerries waarin je valt zonder wind, zonder richting, zonder einde. Je weet niet of je springt of gezogen wordt, en alles is wit en stil en ongrijpbaar. Geen hitte, geen koude, geen tijd. Alleen dat vreemde gevoel: ik ben ergens, maar ik weet niet waar.
Tot plots alles stopt. Alsof de wereld zijn adem inhoudt.
En jij staat daar, niet in je bed, niet thuis, niet in de realiteit zoals wij die kennen. Je staat recht, omringd door een kamer zonder muren of deuren, of althans geen die je kunt zien. Alles is wit, maar zonder lichtbron. En onder je voeten ligt een dik, zacht tapijt, wit als sneeuw, dat elke stap dempt, elke beweging tot zwijgen brengt. De kamer lijkt oneindig, en toch besloten.
Langzaam komt het besef dat je niet alleen bent. Er zitten mensen, veel mensen, in stoelen in alle mogelijke zachte kleuren. Ze lezen, zwijgen, kijken niet op. Niemand kijkt op zijn telefoon. Alsof die dingen hier nooit bestaan hebben. En terwijl je je nog afvraagt wat dit allemaal betekent, fluistert een stem naast je: “Je went eraan. Echt waar.”
Je draait je hoofd en ziet een man, vriendelijk gezicht, sportieve trui, ogen waarin vermoeidheid en begrip rusten. Hij heet Nate. En zonder drama, zonder pathos, zegt hij het zoals iemand zegt dat het begint te regenen: “We zijn allemaal dood, maatje.”
En ik denk: dat moet een vreemd moment zijn geweest. Geen pijn, geen lichtflits, geen muziek of engelen. Alleen stilte. En een besef dat langzaam kruipt, zoals dauw over een ruit. Dood. En toch levend genoeg om vragen te stellen.
Waar zijn we? Waarom zijn we hier? Waarom kan ik me niet herinneren hoe het zover kwam?
En Nate, die naast je zit alsof hij al eeuwen wacht, legt het uit. Dit is een wachtkamer. De ‘Cosmic Waiting Room’, noemen sommigen het. Niet hemel. Niet hel. Geen straf, geen beloning. Gewoon: wachten. Tot degenen die we achterlieten klaar zijn om ons iets te zeggen. Tot de woede en de rouw in hen zijn uitgewoed, en ze ons durven aankijken, in dromen, in gedachten, misschien in gebroken nachten.
En terwijl jij daar zit, zie je anderen komen en gaan. Sommigen huilen, onhoorbaar. Sommigen lachen, onzichtbaar verbonden met wat ze achterlieten. Sommigen verdwijnen, zonder een spoor, en hun stoel wordt gevuld door iemand nieuw, met dezelfde paniek in de ogen als jij daarnet.
Je vraagt waarom jij niets meer weet. Waarom alles wazig is. En Nate zegt: dat hoort erbij. Eerst de rust. Dan het inzicht. Dan de herinnering. Want die komt altijd terug. Waarom je besloot te gaan. Wat je dacht. Wat je voelde. En ja, zelfs wat je fout zag.
En met dat inzicht komt iets dat je vroeger niet had: wijsheid. Die achteraf komt, zoals altijd. Te laat om jezelf te redden, maar misschien net op tijd om iets van troost te brengen aan wie achterbleef. Of, zoals Nate het zegt: “Nu zie ik dingen helder die ik toen niet kon zien. En misschien helpt dat iemand.”
Ik denk aan jou, G., op een stoel in die oneindige kamer, met je handen op je knieën en je blik ergens tussen verleden en wat nog komt. En ik hoop dat je inmiddels al met iemand hebt kunnen praten. Dat je dochter of je broer je in een droom heeft opgezocht, niet om je te beschuldigen, maar om te vragen: waarom? En dat je iets kon zeggen. Al was het maar: het spijt me. Of: ik wist het zelf niet meer.
En als ik er ooit terechtkom, daar in dat tapijt van wolken en stilte, dan hoop ik dat jij naast me zit. Dat je me aankijkt met die blik van je, die altijd tegelijk ironisch en warm was, en dat je zachtjes zegt: “Maak je geen zorgen, Mr willy. Je went eraan.”
Ik zou knikken, denk ik. Want jou geloof ik wel. Zelfs daar.
Laat me gerust weten of je dit blog wil aanvullen of dat ik het voor je kan inkorten of klaarzetten voor publicatie.