Verhalen van de nacht: mosselen

Gepubliceerd op 14 maart 2025 om 07:31

Zij die zich zijn oude blogs nog herinneren, weten dat Mr willy, toen hij nog kleine Willy was, zijn vakanties altijd doorbracht bij zijn grootouders. Die woonden op het landgoed van een rijke barones. Een dame van stand, zoals dat heet – al had ze volgens oma vooral standjes, en niet altijd met de baron. Maar dat snapte kleine Willy toen nog niet echt. Wat voor hem wél belangrijk was: oma kookte er. Niet voor ons, maar voor hen die dachten dat eten vanzelf op tafel verscheen. En als er een feest was, mocht ie mee. En daar, ergens tussen de bedrijvigheid van de keuken en het gestommel van de dienstbodes, heeft ie ie rauwe mosselen leren eten.

Niet altijd, want toen gold nog de gouden regel: mosselen eet je alleen in maanden met een ‘r’. Dus zo’n feest moest wel in de herfstvakantie vallen. Maar die barones had een drukke agenda en hield wel van een goed diner, dus vroeg of laat kwam het moment vanzelf.

De eerste keer wilde ik ‘bah’ roepen, maar ik hield me in. De barones at oesters, oma at mosselen, en ik wist heel goed aan welke kant van de smaakladder ik hoorde te staan. Oesters waren voor het rijke volk, voor deftige dames met kanten zakdoekjes en heren met bolhoeden. Mosselen? Dat was het goud van de armen, de beloning van vissershanden, het feestmaal van wie slim genoeg was om de zee op zijn bord te krijgen. Grootva kon ze met een aardappelmesje opensteken en de glibberige inhoud zo naar binnen laten glijden.

Maar volgens oma was het lekkerder als de mossel een beetje verzorgd werd. Ze zette een kommetje heet water klaar en liet de mosselen er even in zakken. Niet te lang, ze moesten rauw blijven, maar net stevig genoeg om ze niet als een snotterige klodder in je mond te voelen glijden. Dan moest je ze opensteken met een mesje. Geen sinecure. Je nam de mossel tussen duim en wijsvinger, wreef er tegendraads over – net zoals je bankbiljetten telt, toen die nog bestonden – en op een gegeven moment sloten de schelpen zich niet meer helemaal. Hopla, mesje ertussen en snijden maar. Een trucje dat ik steevast vergat, met enkele pijnlijke herinneringen aan mijn vingertoppen als gevolg. Want hoe goed oma ook kon kokkerellen, recepten met mensenvlees kwamen er bij haar niet in.

Een dozijn mosselen – of vijftien als de dag goed was – werd op een schoteltje geschikt. Peper en zout erover, een kneepje citroen, en dan proeven. “Mijn hoofd eraf,” riep grootva altijd, “als je niet zegt dat veel lekkerder is dan die opgeklopte oesters van de rijken!” En ja, hij had gelijk. Oesters mogen dan pronken als dure dames in bontjassen, de mossel is de volksmeid die zonder pretentie het beste van zichzelf geeft.

Na zo’n feestmaal kreeg ik steevast een groot glas melk. “Goed voor de maag, jongen,” zei oma, “dan komen die mosselen niet in opstand.” En ik dronk gehoorzaam, al had ik nog nooit een mossel horen klagen.

Nou, vandaag de dag mag ik van mevr Willy geen rauwe mosselen meer eten. “Ongezond,” zegt ze. “Slecht voor kankerlijers, mensen met een verminderde weerstand, immuunziekten, enzovoort.” 
Pfff. En koken mag ik ze ook niet, want dan stinkt het hele huis.

En dan, zo in de stille uurtjes, zit Mr Willy weer achter zijn PC, gewoon zitten, zijn handen rustend op zijn buik, ogen half dicht. En dan is ie weer die jongen van tien, in de keuken van de barones, op een houten stoel in het schemerlicht van de oude keukenkachel.  En dan hoort ie  grootva’s mesje tikken tegen de schelpen, voelt ie  oma’s priemende vinger die hem waarschuwt zijn vingers niet af te snijden. Het gerinkel van glazen, het gelach van mensen in de verte, de geur van citroen en peper.

Soms lijkt het alsof ik hun stemmen nog kan horen.

En misschien, op een avond,  wanneer niemand kijkt, steek ik nog eens zo’n glibberig, zout schelpdiertje naar binnen.

Voor grootva. Voor oma.
En ja, voor die goeie ouwe tijd,  die nooit meer terugkomt.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.