
En nou had Mr Willy voor zijn nieuwjaar van zoonlief een nieuw sporthorloge gekregen. Op dat oude, net als op Mr Willy zelf , was toch al flink wat sleet gekomen.
Sporthorloges zijn slimme dingen. Als je loopt registreren ze stilzwijgend alles: elke pas, elke schommeling in je hartslag , elke druppel zweet , elke calorie die je verbruikt. Ze weten hoe ver je gaat, hoe snel, hoe vaak je vertraagt, en zelfs hoe lang je daarna hebt stilgestaan om op adem te komen.
En achter hun klein schermpje zitten allerlei slimme, maar vooral gekke algoritmes die al je prestaties omzetten in grafieken en tabellen. Je hartslag wordt een curve, je ademhaling een getal, je inspanning een score. En uit al die curves en getallen distilleert dat algoritme dan een running index.
En wat zegt die dan : "Zeer goede conditie." Alsof je net fluitend de Mont Ventoux opgelopen ben, in plaats van strompelend het laatste halfuur tegen de wind in.
En dan kijk ik ernaar zoals je naar een vreemde kijkt die je feliciteert met een diploma dat je nooit hebt gehaald.
Zeer goed, zegt dat ding, terwijl ik na 25 minuten lopen al voel dat mijn benen op pensioen willen. Terwijl ik onderweg drie keer twijfel of ik niet beter gewoon stilsta, me neerzet, en toegeef dat het niet meer gaat.
En toch loop ik. Niet omdat het lukt, maar omdat ik niet weet wat ik anders moet doen.
Ik, Mr willy, zeventig-plus en aangetast aan lijf en kop, loop niet meer zoals vroeger. Waar ik vroeger, nog maar enkele jaren geleden, drie uur kon rennen alsof het niets was, heb ik nu moeite met een uurtje, traag, hijgend, alsof ik mezelf vooruit moet sleuren. En als ik stop, blijf ik nog een paar minuten gewoon staan, niet om te rekken, maar om me af te vragen: Is dit nu wat er overblijft?
Mijn hartslag is prima, zegt het horloge. Mijn tempo redelijk. Mijn conditie "boven gemiddeld".
Pfff, wat dat horloge niet meet, is de moed die ik onderweg verlies.
Of de brok in mijn keel als ik weer voel dat ik niet vooruitkom.
Of de wanhoop die groeit wanneer zelfs een rustige duurloop voelt als een nederlaag.
Ik word zwakker. En ik haat dat ik dat weet.
Ik voel het niet alleen in mijn benen, maar in mijn hoofd. Daar waar de twijfel woont.
Die stem die zegt: Je stelt je aan. Je leeft nog. Loop dan. Wees blij.
Maar ik bén niet blij.
Ik loop omdat ik bang ben. Bang dat als ik stop, ik nooit meer opnieuw begin.
Bang dat ik dan definitief de man word die ik niet wil zijn: oud, stil, nutteloos.
Ik weet het wel , kanker vreet aan je lijf. En de hormonen halen de kracht uit je spieren, de pit uit je hart.
Maar het ergste is wat het doet met je geest.
Die mentale sterkte, die is weg. Als je moe was, haalde je je schouders op en je ging gewoon door.
Nu ben ik een bange man met loopschoenen aan.
En niemand ziet dat.
Want ik loop nog, en dus zeggen ze: “Goed bezig, Willy!”
Maar ik hoor dat niet meer.
Ik hoor alleen het tikken van dat horloge, dat klokje dat bij elke stap meet hoe ver ik nog durf te gaan.
En dat mij, bij elke run, belazert met een rapport dat zegt: zeer goed.
Maar ik weet beter.
Ik weet dat ik achteruitga. En, na al die jaren, weet ik nog altijd niet hoe daarmee om te gaan.
Reactie plaatsen
Reacties