Les 2, deel 2, Gloriapolis

Gepubliceerd op 4 april 2025 om 10:24

 

Ik zat dus, zoals elke beginnende zalige, in de Cafetaria van de Zaligen. Rustig te genieten van mijn schuimende hemelse cappuccino, met dat kleine bitterkoekje erbij dat altijd nét iets te zoet is maar dat je toch elke keer weer opeet. De hemel was, tot dan toe, ongeveer wat ik verwacht had: een hoop wolken, wat rust, wat stilte, wat welverdiende tijd om eindelijk eens nergens te moeten zijn.

Tot Olivia binnengestormd kwam.

Op sneakers. Witte, lichtgevende sneakers, alsof ze net uit een reclame voor deodorant kwam gestapt. Onder haar arm een boek van het formaat het betere telefoonboek, dat ze zonder boe of bah op mijn tafeltje smeet. De cappuccino sidderde in zijn schoteltje. Het koekje sprong.

Gloriapolis,” zei ze. “De hoofdstad van de hemel. En jij krijgt vandaag een rondleiding. Met mij.”
Ze zei dat laatste alsof ik een prijs had gewonnen. Ik probeerde nog iets te mompelen over ‘net begonnen aan mijn koffiepauze voor onbepaalde tijd’, maar haar blik zei genoeg: er was geen ontsnappen aan.

En zo begon mijn ontdekkingstocht in wat ik dacht dat gewoon een eindstation was, maar wat dus een hele metropool bleek te zijn. Een stad met wijken, pleinen, kantoren, fonteinen, en zelfs verkeersregels (de engelen vliegen rechts, de cherubijnen zigzaggen).
Gloriapolis. Wie had dat gedacht?

De rondwandeling begon in de Paradijslaan, dé winkelstraat van het hiernamaals. Je vindt er alles wat een doorsnee zalige zich kan wensen: winkels vol glanzende gewaden, harpen in alle toonaarden, wierook in geuren die op aarde nog niet eens bestaan – en weet ik veel wat engelen zoal nodig hebben om hun dagen gevuld te krijgen.

Op elke straathoek stonden ook automaten, glanzend en zacht zoemend, waar je aflaten kon afhalen – hét betaalmiddel in de hemel. Je stak er je Zaligenkaart in, toetste je zonden- of verdienstenbalans in, en ping!: een handvol blinkende aflaten rolde eruit.
Ik probeerde het. Maar helaas: "Zaligenkaart niet geldig"

Blijkbaar wordt die eerst geactiveerd als je écht dood bent. als je écht dood bent.

“Voorlopig enkel rondkijken,” zei Olivia, zonder op te kijken van haar clipboard. “En geen souvenirs meenemen.”
Nou ja. Ik had tenminste nog mijn koekje.

Tussen de glanzende winkels zaten ook andere etalages. Discreet, bijna onopvallend, met ramen die dof leken van melancholie. Boetieks van herinneringen, zou je ze kunnen noemen. En in een ervan De Hal der Gevonden Voorwerpen – stapte ik binnen, met mijn koekje in de hand en mijn hart stond stil.

Alles wat ik ooit verloren of gemist had, lag daar blinkend te pronken. Het handgeschreven briefje dat ik ooit in de boekentas van een meisje schoof – met meer hoop dan stijl – lag er op een fluwelen kussentje. Mijn oude schoolagenda, vol met stripfiguren, valse handtekeningen en geheime boodschappen waarvan de code me allang ontglipt is. Mijn zakmes – klein, rood, een beetje roestig aan het scharnier – dat ik bij oma verstopt had in een boomstronk en daarna nooit meer terugvond. Mijn blauwe muts die ik in de winter van ’69 verloor op de bus naar school.

En ja, tussen al dat jeugdsentiment blonk ook, tot mijn stomme verbazing, mijn oude vulpen.

Ja, vulpen. Zwart met zilveren ringen, jarenlang mijn trouwe metgezel tijdens saaie lessen en nachtelijke dagboekmomenten, tot hij op een dag spoorloos verdween. En nu lag hij daar, als een verloren geliefde in een fluwelen wiegje.

Ik keek om me heen. Olivia was verdiept in haar clipboard, haar vleugels nonchalant in ruststand. De cherubijnen voor de etalage van de hemelse bakkerij keken dromerig naar de eeuwige éclairs.
Niemand zag me. De verleiding was groot.

Heel zachtjes stak ik mijn hand uit. Even maar. Gewoon vasthouden. Alleen even voelen.
De pen gleed als vanzelf in mijn hand, alsof hij me herkende.
En toen—

MR WILLY!

Olivia’s stem knalde door de Paradijslaan als een luchtalarm op een vredige zondag. Haar vleugels flitsten omhoog, haar blik donderde. “Wat dacht je wel? Geen souvenirs meenemen, had ik gezegd! In deze wijk? Dat is driehonderd aflaten en verplichte deelname aan het koor van De Wanklanken der Zaligheid!

Ik liet de pen vallen. Ze stuiterde terug het doosje in.
“Je mag alles bewonderen,” zei Olivia streng, terwijl ze haar vleugels weer fatsoeneerde, “maar kopen… enkel met aflaten.”

Ik dacht aan mijn spaarpot. Leeg. Zoals steeds.
Maar ik had wel nog mijn koekje.
En een licht trillende hand van de schrik.

Daarna gingen we richting het Martelarenplein, waar de bezienswaardigheden begonnen: een indrukwekkende fontein die continu heilig wijwater sproeide in zachte golven van lavendelgeur. Rondom stonden beelden in marmer en marsepein van heiligen, helden en hardnekkige huisvaders.

(Olivia fluisterde: “Die beelden zijn echt. Maar die van marsepein zijn oneetbaar. Vraag me niet hoe ik dat weet.”)

We passeerden de Doolhof der Spijt, waar mannen ronddwaalden die steevast hun huwelijksverjaardag vergaten of al jaren de vuilnisbakken links lieten liggen. Olivia glimlachte. “Hier komen ze tot inkeer. Sommigen pas na het duizendste rondje.”

Wat verder stond het gebouw van de Hemelse Administratie. Een eindeloze rij zuchtende zielen stond hier aan te schuiven om zich in te schrijven voor het verdienen van aflaten – en om, als ze die ooit verdiend kregen, ze netjes te laten registreren.

“Net iets voor jou, Mr willy,” zei Olivia, met die blik die tegelijk engelachtig én oordelend was.

Er was daar ook een loket van het Bureau Eeuwige Rust. Daar moest je zijn voor mirakel-aanvragen, klachten over te harde wolken of harpen die je liever ruilde voor een mondharmonica. Olivia wist me zelfs te vertellen dat iemand ooit een petitie had ingediend tegen de geur van wierook.

Via de Engelenfontein – beroemd in heel Gloriapolis sinds dat incident waarbij ze op Allerheiligen per ongeluk champagne had gespoten (een foutje in de hemelsoftware) – kwamen we bij de Uitkijktoren Hemelse Zichten.

Vanop het platform had ik een weids uitzicht over de zacht glooiende wolkenheuvels en de lichtgevende woonwijken van de engelen. Een netwerk van glanzende daken, zwevende veranda’s en flonkerende tuintjes met zingende bloemen.

Daar gaan we morgen naartoe, zei Olivia. Want het was al laat geworden.
Zelfs in de hemel kent men blijkbaar sluitingstijd.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.