Kunstzinnig beschadigd

Gepubliceerd op 10 april 2025 om 06:34

En dan doe je de hele dag niks speciaals. Een beetje karweien, wat in de tuin werken.
“Veel nuttiger dan altijd maar achter die pc zitten tokkelen,” zegt Mevr willy.
Nou, zo zie ik het toch niet, hoor. Maar goed.

’t Was trouwens prachtig weer om in de tuin te werken.
En dan sta je ’s morgens krakend op, met de elegantie van een oude gans, en daar zat hij: een vlek ter grootte van een bierviltje op mijn onderarm. Geen pijn, geen bloed, geen wond  — gewoon zo’n donkere, roodpaarse plek die je met de dag minder verbaast, maar toch ook niet geruststelt.

Mevr willy keek ernaar, kneep haar lippen samen zoals alleen zij dat kan, en zei:
             "Dat is weer je perkamenthuid."
"Perkament?"
               "Ja," zei ze, "zoals oude boekrollen. Alleen rolt die van jou niet meer af. Die scheurt gewoon al als je er boos naar kijkt."

En ja, ik weet het: het komt van de prednison,  én de abiraterone,  én de ouderdom, én de kanker. En misschien ook een beetje van het feit dat ik nog altijd probeer te joggen alsof ik dertig ben. De bloedvaatjes worden broos, de huid verliest haar samenhang, en voor je het weet loop je rond als een menselijke kleurplaat in aquareltechniek.

Maar eerlijk?
Ik heb geen idee waar die blauwe plekken vandaan komen.

Maar ik kan ze niet verstoppen. De zomer komt eraan, en dan die korte mouwen…
Pfff. Mensen kijken raar.
Op straat, in de winkel, bij de kinesist: ik zie ze denken.
"Oei, is dat besmettelijk?"
"Heeft die man een bloedziekte?"
Of nog erger: "Wordt die thuis geslagen?"

Nou, Mevr willy heeft al genoeg zorgen zonder mij nog een lel te geven.

En het went.
Je begint jezelf te omwikkelen met mouwtjes, je draagt kousen tot aan je oksels, je kiest je zetel op basis van de zachtheid van de armleuningen.
Je leert de kunst van de omzichtigheid.
Maar het blijft wringen, dat gevoel dat je lijf letterlijk brozer wordt.
Alsof je een vaas bent met barstjes die niemand ziet — behalve jijzelf, als je voor de spiegel staat en je eigen mummie aankijkt.

Maar goed.
Zolang ik nog kan schrijven over mijn blauwe plekken, en zolang Mevr willy me nog met liefde insmeert, is er hoop.
En zolang ik in de kringwinkel nog boeken vind waarin de hoofdpersonages ook aftakelen met stijl blijf ik geloven dat zelfs een mummie als ik een verhaal waard is.

Zeg dus niet dat ik versleten ben.
Zeg liever: kunstzinnig beschadigd.
Zoals een oude Rembrandt — met een litteken of twee.