Pasen

Gepubliceerd op 18 april 2025 om 13:56

De klokken zijn er weer ( of toch niet ?)

 

Er was een tijd – en ik draag hem mee zoals je een vergeeld fotootje tussen oude brieven bewaart – dat paaseieren nog door de klokken gebracht werden. Niet door de paashaas, laat staan door de supermarkt. Nee, echte bronzen klokken, zwaar van gewicht en heilig van afkomst, die uit Rome terugkeerden met hun buik vol chocolade.

Dat geloofde ik. En dat wílde ik ook geloven.

Want die eieren, dat waren geen ordinaire snoepjes. Ze hadden lintjes, zachte pasteltinten, en vanbinnen rinkelden suikerbolletjes alsof er ergens diep in dat ei een herinnering verstopt zat. Een belofte van iets wat je nog niet helemaal begreep, maar waarvan je voelde dat het belangrijk was.

Tegenwoordig vind je ze haast niet meer. Misschien nog bij een betere chocolatier, ergens onder het stof tussen met de hand geschreven prijskaartjes. Maar het gevoel – het échte gevoel – is weg. Verdwenen onder plastic folie en promotieacties. ‘2 kopen,  1 betalen.’ Probeer daar maar eens een mystiek kinderhart aan vast te hangen.

Vroeger, bij oma en opa Willy was Pasen een feest. Op het landgoed van de barones – een plek die voor mij - nog altijd - klinkt als een bladzijde uit een sprookjesboek – werden de bomen rondom het huis één voor één versierd. Grote eieren, sommige bijna zo groot als mijn hoofd, bengelden aan hun linten tussen de bloesems. De wind speelde ermee zoals een kind met een speeltje boven zijn wieg.

Op paasochtend gingen wij naar de kerk. Opa kwam zogezegd wat later, omdat hij "nog wat dingen moest doen". Ik wist van niks. En dan, als we terugkwamen en in de verte ons huis zagen – dat kleine boerderijtje met bomen errond – stond hij daar al te roepen:
“Willy! Willy! Kijk daar eens! Zie je dat nu niet? De klokken zijn geweest! Maar kijk toch, in die bomen hangen eieren!”
Pfff… Je kon amper de bomen zien, laat staan de eieren. Maar ik geloofde hem. Jarenlang heb ik gebluft over die ongelooflijk scherpe ogen van mijn opa. Want ik wist niet beter.

En die tuin,  die lag vol met beschilderde eieren. Met de hand beschilderd. Door oma Willy. Dat hoorde ik pas veel later. Ik dacht dat de klokken ze één voor één uit hun buik hadden getoverd, daar in de zachte ochtenddauw.

Tot het plots voorbij was.
Men vond dat ik te oud geworden was. Geen eieren meer in de bomen. Geen linten, geen klokken.
Ik kreeg nog wel chocolade, natuurlijk. Maar die stond netjes in een mandje op de keukentafel, zoals je dat met oudere kinderen doet. En blijkbaar was ik daar oud genoeg voor.

Nou, ik heb er nooit iets van gezegd. Maar diep vanbinnen  ben ik daar lang verdrietig om geweest. Het was het soort verdriet waar je geen woorden voor hebt als kind, alleen een leegte die je niet begrijpt.

En nu… nu ben ik zelf opa. Daddy , zoals ze me noemen. 

Mijn kleinkinderen weten amper nog dat klokken iets met Pasen te maken hebben. Ze kennen vooral de promotie van de supermarkt, de plastic figuurtjes, het ‘gouden ei’ waarmee je een chocoladebeer van anderhalve meter kunt winnen. Ik heb geprobeerd om een beetje magie terug te brengen: een lint hier, een verstopt ei daar, een nep-roep uit de tuin — “Hé, kijk, zijn dat daar geen klokkeneieren in de struik?
En ja, daar genoten ze best van. 

Maar dit jaar kwam het bericht: Daddy, ze zijn daar eigenlijk een beetje te oud voor geworden, hè.

En ik knikte.
“Ja, ja… dat begrijp ik.
En dat deed ik ook.
Maar vanbinnen voelde ik opnieuw datzelfde verdriet.
Niet om het ei, of de klokken, of de magie.
Maar om het moment dat verdwijnt zonder dat je het zelf beseft.

Ik weet zeker dat mijn kleinzoon er stiekem ook verdrietig om zal zijn. Misschien niet vandaag. Misschien pas over jaren, wanneer hij zijn eigen kinderen zal zeggen:
“Vroeger… ja, toen kwamen de klokken. En opa zag ze altijd het eerst.”
En dan zal hij misschien even stil worden. Zoals ik nu.

Want sommige dingen verdwijnen pas echt,
wanneer niemand ze nog mist.