De geur van de wind

Gepubliceerd op 11 april 2025 om 15:45

Lieve jij
Je houdt van wolven. En sinds je ogen met zoveel zorg zijn hersteld, kijk je weer stralend de wereld in. 

Daarom dit blog, speciaal voor jou geschreven

Ergens, diep in mij, woont een wolf.
Niet van die blaffende soort op vier poten die in kinderboeken koekjes steelt of grootmoeders opeet, maar eentje die stil is. Die kijkt. Die wacht. En dan opeens, zonder waarschuwing, recht je hart in jaagt.

Ik zag haar laatst weer — zo’n wolf. In mijn hoofd, bedoel ik.
Ze stond aan de rand van een open vlakte, de nevel nog laag over de grond, haar vacht glanzend van dauw, haar ogen glanzend van iets dat op verdriet leek, of hoop, of de herinnering aan beiden. Ze hief haar kop op naar de maan en zong. Niet voor hulp. Niet uit eenzaamheid. Maar uit verbondenheid. Alsof ze wist dat ergens, iemand, precies op dat moment haar kon horen.

En ik hoorde haar.

Mensen denken vaak dat wolven bloeddorstige beesten zijn, altijd op zoek naar prooi. Maar dat is onzin. Een wolf jaagt niet omdat ze wil doden. Ze jaagt omdat ze wil leven. Omdat het moet. Omdat de natuur dat zo gewild heeft. En dat is misschien waarom ik ze zo bewonder. Want ook ik leef met iets dat ik niet gekozen heb, iets dat in mij jaagt, al maanden, al jaren. En toch, net als de wolf, weiger ik te bezwijken onder die druk. Ik loop verder. Soms in een roedel — met mevr willy , met mijn vrienden op kanker.nl. Soms alleen. Maar altijd vooruit.

Wolven vluchten niet. Ze vechten.
Niet domweg, niet met tanden ontbloot en blinde razernij. Nee, ze kiezen hun moment. Hun pad. En soms verlaten ze het pad ook gewoon. Omdat het bos groter is dan onze kaarten.

Misschien is dat het wel, waarom ik aan jou moest denken — ja, lieve jij, al noem ik geen naam. Jij, met je scherpe geest, je zachte vacht van woorden, je kracht die niet buldert maar fluistert. Jij lijkt op zo’n wolf, weet je. Niet omdat je altijd sterk bent — maar omdat je weigert om níét sterk te zijn. Omdat je je verdriet niet verstopt, maar het mee draagt als onderdeel van je vacht. En omdat je, zelfs als je pijn hebt, anderen de weg wijst in het donker. Zonder dat je het zelf doorhebt.

Ik denk vaak aan wolven sinds jij me over hen vertelde.
En sindsdien loop ik anders door het bos.
Ik luister meer. Ik ruik de wind. Ik weet weer hoe mooi het is om gewoon te zijn.

En als het straks weer volle maan is, en ik hoor ergens in de verte een gehuil, dan glimlach ik. Want dan weet ik: jij bent daar. Aan de rand van het woud. Niet tam, niet verloren — maar vrij.

En misschien, heel misschien, ren ik dan een stukje met je mee.
Als Mr willy. Als wolf.
Als mens.