
Ik zat daarnet achter mijn pc, zo’n beetje in de schemerzone tussen denken en dommelen, toen het me ineens opviel: mijn lichaam lijkt tegenwoordig meer op een oud huis dan op een tempel.
Je weet wel, zo’n huis waar de deuren klemmen, de vloer kraakt en de verwarming pas aanslaat als het eigenlijk allang koud is.
En toch woon ik er nog. Al jaren. En ik heb het nog niet opgegeven.
Ouder worden is niet voor doetjes. Elke dag ontdek je een nieuwe beperking. Traplopen wordt bergbeklimmen, omdraaien in bed lijkt op een militaire operatie, en een boterham smeren vraagt tegenwoordig de concentratie van een hersenchirurg.
En dan hebben we het nog niet over slapen, want dát is een kunstvorm geworden. Drie keer per nacht wakker, vier keer plassen, en elke ochtend wakker worden alsof je de hele nacht cement hebt gemengd.
Maar ergens onderweg, tussen de scheuren, de krampen en het nachtelijk toiletbezoek, is er ook iets opengegaan. Iets bijzonders: een traagheid, een soort vertraging die de wereld zachter maakt.
Het schaduwspel van bladeren tegen de muur. Het geluid van een merel die doet alsof hij Pavarotti is. De manier waarop Mevr willy haar bril zoekt terwijl hij gewoon op haar hoofd staat, het is aandoenlijk.
En het maakt me warm vanbinnen.
Haast is geen doel meer, geen LinkedInprofiel dat moet groeien.
Je mag gewoon zijn. Je mág zelfs vergeten wat je wou zeggen, en mensen vinden het schattig.
Ik ben minder geworden in veel, maar veel meer in mens zijn. Ik begrijp nu beter wie ik was, en wie of wat ik nooit zal zijn. En das een fijn gevoel.
De wereld draait verder, sneller dan ooit, maar ik zit op mijn bankje in het Koeiestraatje, rustig, met Mevr willy aan mijn zijde, met knieën die klagen maar nog altijd bewegen.
En dan denk ik: misschien is dit het geheim. Niet terug willen, niet vooruit jagen, maar gewoon blijven zitten.
Op een bankje.
Met een boom.
En een straat.
En als ik straks omval, dat mag, tenslotte ben ik toch maar een kankerlijer met een houdbaarheidsdatum,
dan hoop ik dat ze zeggen:
die heeft het toch nog goed uitgezeten, in dat krakkemikkig lijf van hem.