
Of hoe je tegenwoordig eerst een feestzaal boekt, en dan pas een lief zoekt
Soms voel ik me geen patiënt, maar een tijdsrelict. Zo’n museumstuk dat je opendoet met witte handschoenen en de woorden: “Kijk, kindjes, zó deden mensen dat vroeger.” Vooral als ik zie hoe men vandaag verliefd wordt.
Liefde, bij ons, dat begon met blozen. Met kijken. Lang kijken. Tot je nek ervan verkrampte en je moeder vroeg of je hoofdpijn had. En als je dapper was, stuurde je een verjaardagskaart met een kruisje. Eén X. Geen emoji’s, geen dick pics, geen ‘🔥🔥🔥’. Gewoon een X.
Dat stond voor passie. Voor “ik zie u graag maar ik weet nog niet goed hoe daarmee om te gaan.”
Verkering, dat waren pinken die per ongeluk tegen elkaar tikten tijdens de mis. Of een wandeling op zondag, met anderhalve meter tussenruimte avant la lettre. En als je echt iets voelde, gaf je bij het afscheid een kneepje in de hand.
Dat was ons voorspel.
Na een jaar of vijf durfde je aan trouwen te denken. En dan trok je samen op audiëntie bij de pastoor. Zij in een mantelpakje met kanten boord, hij in een kostuum dat al wat strak zat van de liefde. De pastoor keek je doordringend aan en vroeg of je wel klaar was. Klaar voor het huwelijk dan, want voor de rest — daar werd niet over gesproken.
De eerste keer kwam na de openingsdans. Of ergens tussen tante Leontien met haar verzwikte enkel en de huwelijksnacht met veel gegiechel, veel zenuwen en de halve inboedel van je moeder mee in de valies. De liefde was een beetje stuntelig, maar waardig. En je geloofde dat het voor altijd was.
Maar vandaag?
Vandaag is alles anders. De wereld is ondersteboven gekeerd.
Je boekt eerst de feestzaal. Drie jaar op voorhand. Dan zoek je een partner. Op tinder of zoiets. Iemand die niet téveel kauwgom eet en met wie je kunt samenleven zonder elke ochtend elkaar de koffie in het gezicht te gooien.
Dan ga je proefwonen, probeerhuisdieren houden, kinderwens evalueren in een Excelbestand. En dan, misschien, op een donderdagmiddag: “Zeg, zouden we niet eens naar de pastoor gaan?”
Die kijkt op van zijn kruiswoordraadsel en zegt: “Om drie uur heb ik een uitvaart. Kunnen jullie wat vroeger komen trouwen?”
Zelfs de liefde laat zich niet meer plannen tussen dode mensen en koude vol-au-vent.
En ergens snap ik het allemaal wel. Tijden veranderen. De liefde ook. Ze is sneller geworden. Zakelijker soms. Maar ze is er nog.
Niet in de vorm van rozenblaadjes op bed of huwelijksmis met ruisende sleep, maar in de vorm van samen een boodschappenlijst delen in een app. Of van elkaar kennen zonder woorden.
Of, zoals bij Mevr willy, van een kaarsje aansteken in Scherpenheuvel — elke keer weer — voor mij.
En ik? Ik strompel er wat achteraan. Met mijn uitgezaaide cellen en mijn oude herinneringen.
Maar ze kijkt nog altijd naar me zoals vroeger.
En soms, als ik haar pink aanraak, is het weer even 1974.
Toen de liefde nog begon met één X.
Reactie plaatsen
Reacties