Is dit nu later ?

Gepubliceerd op 15 juli 2025 om 11:05

Klagen doen we hier allemaal. Dat is niet verboden, integendeel: het is een van de stilzwijgende basisrechten van deze site.

Maar hoe vertel je dat het vanbinnen rommelt, als je aan de buitenkant nog redelijk rechtop staat? Hoe leg je uit dat je lijf misschien nog net meekan, maar dat je hoofd soms de stekker eruit trekt? Dat het donker wordt. Stil. Verdrietig. Niet rampzalig, niet wanhopig, maar gewoon moe.

En dan is er zo’n nacht als deze. Waarin je niet kunt slapen, niet echt piekert, maar waarin je hoofd blijft malen als een kapotte koffiemolen. En dan wil je iets neerschrijven. Iets zwartgalligs. Niet om troost te vragen, laat staan medelijden — nee, helemaal niet. Het is gewoon even een dipje. Een knoop in de mallemolen. En zwijgen is dan geen optie. Neerpennen is al genoeg. Dat lucht op. Dat is mijn therapie.

En morgen? Morgen huppelen we weer fluitend rond, alsof er niks aan de hand is. Zoals altijd.



Ik weet niet wat het is, de laatste tijd. Misschien de hormonen. Of het weer. Ja, het zal het weer wel zijn. Zesendertig graden, zeggen ze dan in het weerbericht — maar het voelt als veertig, minstens, zeker als je Belg bent. Wij zijn genetisch niet ontworpen voor zulke temperaturen. Geef ons regen, modder, en een bak patat, en we floreren. Maar gooi er wat tropenzon bovenop, en we veranderen in iets tussen een klamme pannenkoek en een doorweekte wafelkraam.

Ik voel me dus weer zoals die natte sok op een droogrek. Zo eentje waarvan je denkt: die ga ik niet meer aandoen. Uitgerekt, kleurloos. Alleen nog goed om ergens in een hoek te flikkeren. En dan krijg je dus nachten zoals deze. Nachten die niet willen ophouden. Alles kraakt. Mijn knieën. Mijn gedachten. De trap. Zelfs de stilte kraakt.

Ik zit beneden. In het schemerlicht. Boven slaapt Mevr willy alsof er niks aan de hand is. Wat ik haar benijd.

Ik heb al zes keer naar de klok gekeken. Elke keer dacht ik dat het minstens een uur later was. Maar nee. De tijd schuift vooruit zoals stroop over een koude vloer. Of achteruit. Dat weet ik eigenlijk niet eens zeker meer.

Misschien is dit later, dacht ik daarnet. Later, zoals ze dat vroeger bedoelden. Een kamerjas. Slippers. Een lijf dat bij elke beweging protest aantekent. En gedachten die blijven terugkomen. Dingen waarvan je dacht dat ze allang opgelost waren. Weggewuifd. Vergeten. Of simpelweg niet meer belangrijk.

Vroeger speelden we verstoppertje. In het gras. Onder een zeil. Achter het schuurtje. En ik wist: ze komen me zoeken. Dat hoorde bij het spel. Je verstopte je, en dan kwam er iemand. En nu? Nu verstop ik me ook. Niet letterlijk, maar toch. Je trekt je wat terug. Je wordt stil. Je wacht even. Maar niemand komt. Iedereen heeft zijn eigen zorgen. Zijn eigen nacht.

Volwassen zijn, pfff. Dat is een beetje zoals naar je eigen begrafenis kijken terwijl je nog leeft. Je zegt de juiste dingen, je doet alsof je weet waar je mee bezig bent. Je lacht op het gepaste moment. Je koopt planten. Je vergeet ze water te geven. En je noemt dat dan ‘leven’.

Ik had dromen. Geen grote. Geen villa, geen auto met lederen zetels, geen tuin met een vijver. Gewoon: iemand worden waar ik niet van weg zou lopen als ik mezelf tegenkwam.
Maar hier zit ik dan. Mr willy, 71. Met uitgezaaide kanker. Een maangezicht van de prednison. En een evenwicht dat ik alleen nog heb als ik stilzit.

Er hangt een diploma aan de muur dat zegt dat ik volwassen ben. Maar dat ding liegt harder dan een politicus in campagnetijd. Ik weet nog steeds niet wie ik ben. En waarom ik soms wakker word met zo’n leegte. Zo’n gekke, stille leegte. Alsof er iets ontbreekt. Maar je kunt er de vinger niet op leggen. Of je hebt geen vingers meer.

Soms, als ik ’s nachts naar het toilet strompel, hoor ik mezelf iets fluisteren. “Mama… mag het licht aan op de gang?”

Ik. Een oude vent. Met dat stemmetje nog ergens in z’n hoofd. Belachelijk, ja. Maar tegelijk ook niet. Want ik hoop nog altijd dat er iemand is die dat licht even aansteekt. Niet letterlijk. Gewoon... een teken. Iets van nabijheid.
Dat het niet altijd zo donker hoeft te zijn. Vanbinnen.

En ik ga door. Elke dag. Elke nacht. Omdat er ergens in mij dat kind nog zit. Dat zich verstopte.
En bleef geloven dat er iemand zou komen.

Misschien komt er nog iemand.
Misschien ben ik het zelf.