Pillendoos van Pandora

Gepubliceerd op 29 juli 2025 om 06:15

Elke ochtend begint er een een ritueel dat grenst aan het heilige. Terwijl andere mensen mediteren of koffie zetten, schuif ik aan bij mijn altaar: de pillendoos. Zeven dagen. Vier vakjes per dag. Genoeg compartimenten om een dwangneuroot jaloers te maken. En toch slagen we er elke week weer in om ergens iets verkeerd te doen.

Ik bedoel: zó dom is Mr Willy ( nog) niet. Die heeft boeken gelezen,( vroeger toch), schrijft blogs en heeft de oorlog overleefd die “decapeptyl versus libido” heet.
Maar toch, wanneer ik maandagochtend het vakje “Ma-O” open, vraag ik me elke keer af: heb ik dat gisteren al genomen? Of was dat nu vorige week? En waarom ligt er ineens een blauw pilletje in het vakje van de avond terwijl dat blauw pilletje eigenlijk voor de ochtend is tenzij het zondag is en dan is het oranje?

Het is alsof ik elke ochtend een mini-Pandora open. Niet dat er demonen uitspringen — tenzij je prednison als demon telt, maar dat doosje herbergt alles wat ik geworden ben: gesegmenteerd, verdeeld, afgemeten, afwisselend leeg of overvol. Soms, als ik écht wakker ben, leg ik de doos gewoon even neer en fluister ik: wie ben ik vandaag?

En o wee als ik moet bijvullen. Dat is geen taak, dat is een beproeving. Eerst zoeken naar al die potjes, elk met een naam die klinkt als een middeleeuwse tovenaar: Betmiga, Abiraterone, Nobiten… Het lijkt wel een afvallersekte uit een fantasyroman. En dan nog de doos zelf: één foutje en je hebt maandagochtend ineens de cocktail van donderdagavond binnen, inclusief laxerend effect en vreemde dromen over koala’s met mitrailleurs.

Ik begrijp de oude Grieken nu. Pandora had gewoon een pillendoos. Ze deed hem open, hoopte op beterschap, maar kreeg bijwerkingen.

En weet je wat het ergste is? Als Mevrouw Willy het overneemt. Dan komt er controle. Systeem. Tucht. En dan moet ik toegeven dat ik al drie dagen geen calcium heb genomen, en mijn bloedverdunner vergeten ben sinds de laatste volle maan.

“Wat ben jij toch een ongeleid projectiel,” zegt ze dan. En ze heeft gelijk. Mijn enige verdediging is: ik leef tenminste nog. Dat is ook al een prestatie, met zo’n apotheek in je ingewanden.

Maar eerlijk is eerlijk: ik zou verloren zijn zonder dat doosje. Het is mijn baken in de mist, mijn kompas in het chemisch landschap. En ondanks alles… er zit ook hoop in.

Want ergens tussen het magnesium, de hormonen en de maagbeschermers, vind ik elke ochtend het bewijs dat ik er nog ben.

In vier vakjes per dag.