
Over bloed, zuinigheid en een prikster met stijl
Volgende week heb ik een date met de endocrinoloog.
Een frisse witte jas, hoop ik, met een frisse blik. Want die prednison van mij – die zou mijn bijnieractiviteit in toom moeten houden – doet precies zijn eigen zin. Veel bijwerkingen, weinig nut. En ik heb al vaker gemerkt: specialisten kijken niet verder dan hun eigen vakgebied. Een uroloog ziet prostaten. Een oncoloog ziet kanker. Een longarts ziet longen, en als je toevallig tegelijk je been breekt, dan val je gewoon buiten hun radar. Maar misschien dat deze man – endocrinoloog, meester der klieren en hormonen – net wél de verbindingen ziet. Dus ja, ik zet er mijn hoop op.
En dus moest er bloed geprikt worden.
Op zich niks bijzonders. Mijn armen zijn normaal gezien een open uitnodiging voor naalden. Alleen zien ze er tegenwoordig wat uit als een abstract schilderij van Ensor: blauw, paars, vlekkerig en fragiel. De prednison heeft ze veranderd in een wandelende bloeduitstorting, wat niet meteen uitnodigt tot prikenthousiasme bij de gemiddelde verpleegkundige.
Ze hield mijn arm even in haar hand alsof ze een overrijpe banaan inspecteerde: Zou ik? Of spat hij open? Ze zei niks, maar het gezicht sprak boekdelen.
En toen, jawel: ze koos een dunne naald.
Niet zo’n robuuste heipaal waar je een olifant mee kunt intuberen, maar een fijn, elegant vlindernaaldje dat zo licht in mijn huid gleed dat ik bijna dank u wou zeggen.
En het werkte. Vlot, pijnloos, geen bloedbrij, geen blauwe explosie. Zelfs mijn arm leek even opgelucht.
Dus ik vroeg haar, verbaasd én dankbaar:
— “Zeg, waarom gebruiken jullie eigenlijk niet altijd zo’n dunne naald?”
Het antwoord was zo simpel dat het bijna tragisch werd:
— “Omdat die veel duurder zijn, meneer. Te duur. Die kosten veel meer dan een gewone naald.”
Voilà. Daar had ik het. Voor wie nieuwsgierig is:
Een gewone naald kost vijf tot acht cent. Zo’n fijne kost twintig tot veertig cent. Dat is dus vijf keer duurder. En als je elke dag duizenden armen te lijf gaat, dan telt dat op tot een ziekenhuisbegroting vol besparingen en een tuin vol viooltjes.
Dus ja, daar lag ik dan: een zeventiger met kanker, een lijf vol prednison, en armen zo kwetsbaar als rijpe vijgen… maar een dunne naald, dát is blijkbaar te veel gevraagd.
Ik zag het helemaal voor mij: een vergadering op de boekhouding van het ziekenhuis, waar iemand zegt:
“Collega’s, we kunnen kiezen: óf elke patiënt een comfortabele prik met een dunne naald, óf een nieuwe koffiemachine voor de artsen.”
En dat iedereen dan roept: “Liever koffie dan comfort!”
Maar goed, ik ga niet klagen. Want vandaag, dankzij die ene prikster met stijl, was ik even koning.
Alleen jammer dat ik nu terug moet naar de dikke naaldenclub, want ik ben officieel een te dure klant.
Misschien moet ik het anders aanpakken.
Een eigen doosje dunne naalden kopen. Met mijn naam op.
En die bewaar ik dan thuis in de frigo. Naast de choco.