
Ik ben nooit een struisvogel geweest. Integendeel. Als het om mijn gezondheid ging, dan moest ik weten. Meteen. Alles. Tot in de kleinste vezel. Google was op den duur mijn tweede huisarts – al lag die wel wat vaker wakker dan de eerste. Onzekerheid kon ik niet verdragen. Wachten voelde als een stoelgang op zondagmorgen zonder wc-papier.
En zo had ik twee jaar geleden de diagnose gekregen van beginnende vasculaire dementie of, zoals ze het eufemistisch zeiden : plekjes met verminderde hersenactiviteit.
En dus liep ik de voorbije jaren met een permanente zaklamp in de hand door mijn eigen hoofd te speuren, op zoek naar het begin van het einde.
En of het nu een vergeten pincode was of suiker die in de ijskast stond– ik zag meteen het spookbeeld van Alzheimer, wild dansend in mijn bovenkamer. Blog na blog schreef ik erover. Tot ik uiteindelijk, een maand terug, opnieuw bij de neuroloog terechtkwam. Alles werd getest, gemeten, gewikt, gewogen – zelfs mijn handschrift werd onder de loep genomen, en ik kreeg rare vragen over klokjes tekenen en getallen achterstevoren opzeggen.
En wat bleek? Mijn hersenen waren, rekening houdende met de leeftijd, nog best oké. Geen tekenen van dementie, al dan niet vasculair. Niks van dat alles. Mijn bovenkamer mocht dan wel piepen en kraken als een oude ladekast, maar alles zat er nog in.
Alleen... de emotionele thermostaat stond blijkbaar op tilt. Mijn cortisol was onvindbaar. Vermoedelijk zat die op een yogamat in een vakantiehuisje in de Ardennen. En zonder die cortisol – het stresshormoon dat normaal de boel wat afremt – liep elk gevoel binnen als een pakje zonder filter: ongeadresseerd en ongecensureerd.
Sinds drie weken krijg ik nu aangepaste medicatie. Wat het doet? Geen idee. Of het werkt? Dat weet ik pas als er weer geprikt wordt. Maar één ding weet ik wél: de angst is weg. Die allesverterende, verlammende angst voor dementie is plots... foetsie. Alsof er een storm is gaan liggen. Alsof ik mezelf terugvind in een kamer waarvan ik dacht dat ik de sleutel verloren was. En jawel – daar zat ik dan, als een grote meneer met zijn pilletjes, z’n pillendoos en z’n paniekaanvallen, plots angstvrij.
En ja, ik voel me dus ook wel een beetje lullig. Al dat geworstel. Al dat geklaag. Talloze blogs vol paniek en twijfel - zoveel blogs dat ik ze op den duur zelf begon te vergeten - en dat allemaal voor iets wat uiteindelijk hormonaal bleek. En misschien zelfs behandelbaar. .
En dus moet ik iets toegeven wat me vroeger onmogelijk leek: misschien hebben die struisvogels toch een punt. Misschien is het niet altijd nodig om alles meteen te willen weten. Misschien had ik - zeker dat eerste onderzoek - wat langer kunnen uitstellen. Mezelf wat tijd kunnen geven. Een beetje zand in de ogen om niet kopje-onder te gaan.
Nou, het is belangrijk om dingen op tijd te signaleren en te reageren. Mijn eerste jaar als kankerlijer is een schoolvoorbeeld van hoe het NIET moest.
Maar er is ook zoiets als te vroeg panikeren. Te veel weten. Te lang piekeren zonder echt resultaat. Jezelf kapotdenken op symptomen die misschien nog geen ziekte zijn.
Als ik het jaar bekijk dat ik heb doorgemaakt – die voortdurende angst, dat meedogenloze zelfonderzoek – dan denk ik: een beetje struisvogelgedrag had me misschien wel heel wat leed bespaard. Even wegduiken. Niet omdat je laf bent, maar omdat het hoofd soms even moet rusten voordat het verder kan.
En dus kan het best zijn dat ik – overtuigd anti-struisvogel – stiekem met m’n kop in het zand zit de voorbije weken. Niet uit zwakte, maar uit wijsheid. Of uit vermoeidheid. Wat eigenlijk soms op hetzelfde neerkomt. En weet je wat? Dat zand valt best mee. Het schuurt een beetje, maar het is warm en stil.
Misschien is het zelfs glutenvrij.
PS. voor de leek
Cortisol , het stresshormoon dus, wordt aangemaakt in de bijnieren.
Als kankerlijer krijg ik abiraterone , en dat blokkeert de bijnierwerking, dus geen cortisolaanmaak meer. En dan krijg ik prednison om dat te compenseren. Maar blijkbaar is die dus niet werkzaam genoeg geweest.