vlierbloesem

Gepubliceerd op 29 april 2025 om 01:26

Dertig jaar woon ik dus al in Wommelgem. Vijftien jaar als klein ukkie, al een eeuwigheid geleden, en vijftien jaar zij aan zij met mevr willy.
En dan denk je toch dat je de hele omgeving zowat kent.
Niet dus.

Een paar weken geleden, tijdens het joggen, zag ik, amper twee kilometer verder, achteraan een industriepark, een klein weggetje, afgesloten met zo'n valhekje — je weet wel, zo'n ding om de wilde beesten buiten (of binnen) te houden. Er hing een bordje van Natuurpunt: "Honden streng verboden" en een pijl naar een wandelpad. Nou ja, wandelpad... In geen jaren gebruikt, het gras stond kniehoog, mestnat en slijkerig. Geen denken aan om daar met mijn loopschoentjes doorheen te baggeren. No way

Maar ik had het in mijn geheugen geprent — soms lukt dat nog wel — en vandaag, stralend weer, zijn we eropuit getrokken.
Wandelen met mevr willy, dat is trouwens een ware beproeving voor de liefde en het geduld. Twee minuten stappen, vijf minuten stoppen voor fotootjes. Elk grassprietje, elke wolk, elke scheve boom verdient haar eeuwige aandacht. Een wandeling van zes kilometer wordt zo een volle dagtaak.
Pfff.

Maar het was daar onverwacht mooi. Achter dat onooglijk vervallen poortje lag een stukje Schijnvallei, ergens op de grens tussen Wommelgem en Wijnegem. Slechts via een smal pad toegankelijk, het grootste deel afgesloten als broedplaats. Stilte. Water. Ruigte. Alleen het geritsel van onze eigen voeten in het natte gras.
Alsof de wereld even vergeten was om lawaai te maken.

Het Schijn, dat is geen rivier om boeken over te schrijven. Meer een schuchtere beek, geboren in Westmalle, die zich slingerend en aarzelend een weg baant door Wommelgem, stiekem het Rivierenhof binnenglipt en daarna ondergronds verdwijnt richting de Schelde.
Alsof hij zich onderweg telkens weer bedenkt of hij wel mag bestaan.

En vandaag leken ook wij maar half te bestaan, daar in dat vergeten stukje wereld. Alsof we even opgelost waren in iets dat groter was dan wijzelf, iets dat geen haast kende, geen doel, alleen maar adem.

Helemaal alleen, behalve één vrouw.
De vlierstruiken stonden in volle bloei en zij was daar bloemen aan het plukken. Ze vertelde dat ze de bloesems droogde om er thee van te maken, voor haar man van drieëntachtig. "Hij moet honderd halen," zei ze vastbesloten. "Die thee is goed voor alles. Voor zijn hart, zijn longen. Het helpt zelfs tegen kanker."

Ik knikte beleefd.
Nou ja, als het zo simpel was, dacht ik, dan zouden ze de ziekenhuizen wel vervangen door vlierstruiken en een tuinslang.
Maar intussen was die man ook aangekomen, een kijker in zijn hand. Hij was vogels gaan spotten, zei hij.
Nou, en die knul zag er nog verrassend springlevend uit, voor iemand die zich optrekt aan vlierbloesem en goede hoop.

Dus ja, je weet maar nooit. Misschien koop ik toch ooit eens een doos vlierbloesemthee. Al was het maar om af en toe wat hoop te drinken, tussen twee slokjes nuchter verstand door.
Zoals ik zeg: je weet maar nooit.

En zo slenterden we verder, langs het onbekende Schijn, door het hoge gras en het vergeten groen, terwijl de zon traag zakte en de wereld even ademde alsof hij zelf ook moe was.

Een verborgen paradijs, vlak naast onze deur.
En we hadden het nooit eerder gezien.

Misschien, dacht ik zo,  moeten we wat vaker zo traag wandelen.
Je komt nog eens ergens.