
“Wij waren stormrammen. Nu lossen we sudoku's op. En niemand telt ons nog mee.”
Door redacteur: T.O. Steron, woordvoerder van de resterende moleculen
We waren ooit met velen.
Miljoenen, nee, miljarden.
We stormden door het lichaam als een bende opgefokte puberale Vikingmoleculen met een missie.
We lieten baarden groeien, libido’s ontbranden en spierspanning ontstaan bij het minste streepje kant of een zomerse geur van zonnecrème.
We waren kracht. We waren lust. We waren het mannelijke mysterie, verpakt in biochemie.
En toen kwam ze: De Grote Hormoontherapie.
Een soort biochemische neutronenbom.
Niet de tumor werd getroffen — neen — wij moesten eraan geloven.
En nu?
Nu zitten we met twaalf in een klein hoekje van de bijnier, elk op onze eigen puzzelboekje te kauwen.
Sudoku niveau 1. Potlood. Met gum.
De rest is gedeporteerd, verdampt of doodgezwegen.
We worden nog net niet opgejaagd als parasieten, maar veel scheelt het niet.
En dat terwijl Tumor Prostaat zich intussen vrolijk blijft vermenigvuldigen alsof het Happy Hour is in het delingscafé.
Wat hij daar allemaal uithaalt met die uitzaaiingen…
Pfff.
En wij moesten verdwijnen?
Mr willy had immers geen last van óns.
Wij waren discreet, trots, viriel, een tikkeltje opgewonden maar altijd functioneel.
Het is de tumor die de chaos bracht —
En toch kregen wij het ontslag.
"Medisch noodzakelijk," zeggen ze dan.
"Levensverlengend."
Nou, met alle respect voor de medische wetenschap: wij voelen ons als de kapitein die wordt overboord gegooid terwijl het schip zinkt — en de piraat mag aan het roer blijven.
Erger nog:
we zijn chemisch gecastreerd.
Klaar. Weg. Zonder pardon.
Ze noemen het een therapie, wij noemen het een coup.
En alsof dat niet volstaat, hebben ze sindsdien hun hart verpand aan Prednison — die opgeblazen steroïde met stemverheffing en een ego groter dan zijn vochtvasthoudend vermogen.
We zien de scans: Tumor Prostaat groeit.
Met vlag en wimpel.
En wij?
Eén van ons probeert zich nog nuttig te maken in de duimspier van Mr willy, maar zelfs daar wordt hij genegeerd.
De spieren, die we ooit trots en strak hielden, zijn nu soep.
Onze invloed? Gereduceerd tot een vage herinnering tussen een warmwaterkruik en een vergeetachtig brein.
De erecties, die vroeger vanzelf kwamen — soms tot ergernis van de broek — zijn nu legende.
We proberen af en toe nog wat activiteit te suggereren, maar het commandocentrum (lees: hersenen) lacht ons uit.
“Ach jongens,” zeggen ze dan, “kom op zeg. Jullie zijn passé. Mr willy leest nu liever poëzie dan Playboy.”
En we geven toe: we zijn wat milder geworden.
We appreciëren zachte dekens.
We vinden nachtrust belangrijker dan nachtleven.
We hebben zelfs begrip gekregen voor emoties. Echte emoties. Niet dat opgeblazen ego-gedoe van vroeger.
Maar… soms.
’s Nachts.
Als het stil is.
Dan fluistert er nog eentje van ons:
“Zullen we gewoon nog één keer? Eén echte stoot testosteron, gewoon om te voelen hoe het was?”
Maar dan komt er weer zo’n prik Decapeptyl. De Grote Stilte.
En wij gaan terug zitten.
Dutten. Dromen.
Een zeven invullen in vakje F3.
En hopen dat iemand ons nog telt.
Getekend,
T.O. Steron
Voormalig stormram
Huidig chemisch ambtenaar derde klasse
Reactie plaatsen
Reacties