
Wat voorafging:
Het begon met een brief van St Pieter: omdat de hemel overvol zat – bulkwolk 7B was al aan het doorzakken – kon ik van Sint-Pieter de eerste jaren nog geen plaatsje tussen de zaligen krijgen.
Als compensatie werd me een cursus ‘Leven na de dood ,voor beginners’ aangeboden. Iets tussen een troostprijs en een hemelse stage.
Tijdens les4 van die cursus, na een iets té wulpse haiku over Olivia’s gewaad (ik dacht: poëzie, zij dacht: grensoverschrijdend gedrag), werd de sfeer in de hemelse klas wat broeierig. Dus was ik maar gaan uitwaaien in Gloriapolis. Daar, in een muffig kraam tussen vergeten relikwieën en mislukte mirakels, vond ik een boekje. Niet zomaar een boekje. Het geheime dagboek van Olivia. Fluweelrood. Geurig. Verraderlijk.
Ik was nog maar net aan het bladeren (alleen de randen, écht waar) toen een zwerm cherubijnen binnenstormde. Inval. Arrestatie wegens verboden boekbezit.
Sint-Pieter was zachtaardig maar duidelijk: ofwel verbrand ik het boekje, ofwel schrijf ik een blog zó briljant dat niemand gelooft dat het echt bestaat.
Ik heb gekozen.
En dus… hier zijn we dan.
-----------
Ze hadden me dus echt vastgezet. Niet met kettingen, wel met schaamte en een verplicht schrijfformulier. Na die hele heisa op de zondagsmarkt — verboden boekje, inval van de marechaussee, Sint-Pieter die me aankeek alsof ik de biechtstoel met opzet in brand had gestoken — mocht ik Gloriapolis niet meer uit tot ik mijn verantwoording had neergepend.
"Geen toegang tot het hiernamaals zonder tekst," had die cherubijn met censuurbevoegdheid gezegd.
En dus zat ik daar.
Alleen. Op een veel te smalle wolk met uitzicht op de achterkant van de Engelenbibliotheek. Het boekje lag voor me, zachtjes pulserend als een verdwaald hart. De pen in mijn hand trilde. Niet van ouderdom. Van verwachting.
Wat schrijf je, als de waarheid te echt is om verzonnen te lijken?
Ik begon met een subtitel: "De Hemel heeft een achterkant. En ze ruikt naar Olivia."
Prompt verscheen een cherubijn met censuurbevoegdheid.
— “Te suggestief,” zei hij.
Ik probeerde: "Mijn ervaring met hemelse documentatie."
— "Wegens zielsgevaar ingetrokken."
"Rode wolken, verboden boeken en de geur van lavendel – een getuigenis."
— "Klinkt als een erotische thriller."
"De affaire met een boekje dat mij koos."
— "Te antropomorf."
"Lessen in begeerte en bezinning – notities van een nederige ziel."
— "Zelfverheerlijking, borderline blasfemisch."
Ik zuchtte. Keek naar de mist. Hoorde in de verte het zachte tikken van harpensnaren. En toen zag ik haar schaduw voorbijgaan.
Ik keek naar het boekje. Naar de fluwelen kaft, de gouden letters, de geur van lavendel die opsteeg alsof ze net langs mij gewandeld was. Alsof het boek ademde. Alsof het haar adem was.
Ik hoefde het boek niet te beschrijven. Ik moest haar beschrijven.
Ik schreef:
"Soms komt de hemel niet met trompetgeschal, maar met een notitieboekje.
Rood fluweel, stil pulserend als een verboden gedachte.
En ik? Ik las. En voelde.
En begreep dat liefde in de hemel net zo verraderlijk is als op aarde –
alleen zonder de mogelijkheid om achteraf te zeggen: het was maar een vergissing."
De cherubijn knikte traag.
— "Genoeg voor een eerste concept," zei hij. "We sturen het door."
Ik klikte op ‘verzenden’.
En net op dat moment voelde ik een vleugel mijn schouder raken.
Geen wind. Geen woord. Alleen een geur.
Lavendel. En iets wat beloofde:
“We zijn nog niet klaar, jij en ik ”