
Stilte is niet de afwezigheid van woorden. Het is de plek waar woorden worden geboren, als je zwijgt.
Er zijn van die dagen waarop je niet meer weet waar je eigenlijk nog voor terugpraat. Je hoofd zit volgestouwd met stemmen die iets van je willen — dokters die bezorgd kijken, vrouwen die zeggen dat je beter moet kauwen, apps die je slaap analyseren, forums die troost zoeken of kritiek spuien, en ergens daartussen jijzelf. Een ruisende warboel. Dan denk ik: misschien moet ik gewoon weer gaan wandelen.
Niet joggen, want daar is niets filosofisch aan. Joggen is voor mensen die hun lijf nog vertrouwen. Wandelen, daarentegen, is voor mensen die iets zoeken. Of kwijt zijn. Of allebei.
Ik heb een plek waar ik heen ga als ik wil verdwijnen zonder dood te gaan. Geen heilige plek, geen bedevaartsoord, geen therapeutisch traject — gewoon een pad dat ik al jaren ken. Na tien minuten lopen zijn de stemmen weg, zelfs die in je eigen hoofd. Alleen het ritselen van bomen, het traag suizen van wind, het kraken van een tak onder je voet. In de herfst ruikt het er naar vochtige aarde en gevallen bladeren. In de zomer hangt er die warme, stoffige geur die je alleen krijgt als de zon de hele dag door een bladerdak heeft geschenen.
Het is vreemd hoe snel de wereld vervaagt wanneer de stilte je vindt. Je zou denken dat stilte leegte is, maar nee — ze vult alles op. Ze drukt zacht tegen je hoofd en laat voelen hoeveel lawaai je eigenlijk meesleept. Zelfs je ademhaling wordt hoorbaar, en als je dan niest, voel je je bijna schuldig. Alsof je midden in een zondagsmis de stilte doorbreekt.
Op die plek valt alles weg. Ook het idee dat je iets moet presteren, uitleggen, bewijzen. Je hoeft er geen rol te spelen, geen zieke, geen strijder, geen schrijver. Je bent er gewoon: een ouder lijf dat nog weet hoe stappen werkt, en dat is al genoeg.
De meeste mensen zoeken stilte pas op als het misgaat. Als het hoofd dreigt te flippen of de wereld te luid wordt. Misschien moeten we het omdraaien: vaker de stilte opzoeken vóór het misgaat. Als een soort geestelijke APK, een onderhoudsbeurt voor de ziel. Even alles laten ontluchten, afkoelen, uitdampen.
Misschien is het ouder worden, misschien is het de ziekte, maar ik merk dat ik stilte steeds minder vanzelfsprekend vind. Er is altijd wel iets dat geluid maakt — een auto in de verte, een telefoon die trilt, een herinnering die zich ongevraagd aandient. Maar als het even stil wordt, écht stil, dan merk je pas hoezeer je dat nodig hebt.
De paradox is dat je in die stilte niet verdwijnt. Je wordt net zichtbaar. Niet voor anderen, maar voor jezelf. Zonder decor, zonder bijrollen. Gewoon jij, en de zwaartekracht van een plek die je vasthoudt zonder iets van je te willen.
En als je dan terugkeert — naar je huis, je partner, je pillendoos en je forum — weet je weer dat je bestaan niet alleen uit ruis bestond.