ULTRAMARATHON

Gepubliceerd op 3 juni 2025 om 05:41

Er is er weer eentje aan de meet geraakt.

Een jonge knaap, Matthieu Bonne, een Belg uiteraard, fris van lijf, strak van kop, die dus in achtenveertig uur exact 485,099 kilometer heeft afgelegd. Te voet. Zonder motor. Zonder step.  Zonder het beroemde Swarte Paert van Zweef, zonder elektrische heupvervanging. Een wereldrecord.

Vierhonderdvijfentachtig kilometer. Dat is, voor wie het even kwijt is: tien kilometer per uur, achtenveertig uur lang. Zonder noemenswaardige slaap. Zonder rust. Zonder zijn verstand te verliezen. Of misschien net daardóór? Misschien was ie wel op de loop voor zijn schoonmoeder met haar vleesbroodrecept uit 1983, zijn fitnesscoach die hem elke dag om 6u uit bed belt, of de onvermijdelijke rekeningen van de energieleverancier. Wie weet. In die gevallen is alles beter dan stilstaan met je excuses in je achterzak.

En dan vraag je je af:  wat zit er in godsnaam in zo'n lijf?
Nou, wat er zeker niet in zit: géén abiraterone, géén prednison, géén betmiga, nobiten of andere rommel.

Van kanker heeft ie wellicht nog nooit gehoord, behalve als iets dat oude mensen krijgen, ergens ver weg, in die mysterieuze fase van het leven waar je ook begint te vloeken op de belastingdienst en op Netflix die 'weer niks deftigs aanbiedt'.

Wat slikt zo’n kerel dan wél?

Nou, vermoedelijk massa's cafeïnecapsules waar een paard van zou gaan steppen en hopen BCAA’s in de smaken “anabolisch fruit” en “radioactieve mango”. En daarbovenop giet hij dan 9 liter isotone drank naar binnen, vreet 14 energierepen per uur, en heeft ergens een geheimzinnige drank  uit een busje waarop staat: “alleen gebruiken bij direct levensgevaar of wereldrecordpogingen”.
Want als stoere Belg gaan zijn roots natuurlijk terug tot bij de Galliërs, je weet wel, Asterix en Obelix. Het recept van die toverdrank, met veel maretak erin en een snuifje heroïsche waanzin, is waarschijnlijk generaties lang doorgegeven van vader op zoon. Vandaar dat hij zelfs op kilometer vierhonderd nog fris vooruit sprong alsof hij net een Romeinse veldpost had platgelopen.

En tóch... ergens, tussen al dat gestep en die toverdrank,knaagt er me iets. Niet om zijn spieren. Niet om zijn snelheid. Maar om zijn richting. Zo’n knul weet tenminste waar hij naartoe loopt. Terwijl ik, bij wijze van spreken, al tien jaar ronddwaal op de rotonde van het leven, waar de afritten zijn afgesloten wegens medisch overleg.

En dan begin je te fantaseren. Wat zou ík kunnen lopen in achtenveertig uur? Niet in een rechte lijn naar de finish, maar slingerend tussen ongemak en koppigheid, tussen vermoeidheid en toch nog even verdergaan.

Met mijn prostaatverleden, mijn prednisonknieën en mijn dagelijkse cappuccino’s?

Geen idee, eerlijk gezegd.

Maar als het ooit zover komt, dan zal ik onderweg minstens drie gesprekken voeren over het leven, twee blogs schrijven over hoe wonderlijk mensen zijn, en misschien, als het even meezit, één enkele traan laten, bij het zien van een vlinder die mij voorbijsteekt.

Misschien geen record voor snelheid of uithouding, maar wel eentje voor betekenisvolle omwegen en poëtische pitstops. En dat telt toch ook.

Maar kijk: deze ochtend ben ik gewoon gaan joggen. Twee uur. Vijftien kilometer. Op nuchtere maag, dat spreekt. Niet snel, niet elegant, maar het was vooruitgaan.

En als ik dat élke dag zou doen, dan halen we ook de 48 uur:  driehonderdzestig kilometer hoop, toch een vermelding waard in een vergeten bijlage van het leven.

Niet slecht, voor een ouwe kankerlijer met een voorraadkast vol bijwerkingen.
Oké, onderweg moet je een paar keer stoppen om aan je hart te vragen te vragen of het nog  meedoet , maar goed, als die ultraloper een plaatsje krijgt in het Guinness World Records, dan eis ik tenminste een vermelding in de annalen van kanker.nl.

En misschien is dat wel genoeg: een lijf dat blijft sukkelen, een hoofd dat blijft dromen, en voeten die koppig hun eigen tempo kiezen, met af en toe een vlinder die als eerste aankomt.

Laat die wereldrecords maar zitten.

Geef mij dan maar een goeie cappuccino en een zachte bries in de rug.