De Kunst van het Nadruppelen

Gepubliceerd op 20 september 2025 om 13:20

Een jaar of tien geleden, toen dat hele Da Vinci-circus op gang kwam, spraken de dokters erover alsof het de wederopstanding van Christus betrof, maar dan met scalpels in plaats van brood en vis. Een robot die je prostaat er zo elegant uitsnijdt dat je haast zou denken dat hij er nadien nog een strikje rond legt. De medische wereld sprak over niets anders: dé revolutie, hét wonder, de toekomst.

Een prostaatverwijdering zou voortaan een peulschil zijn. Peulschil — ik blijf erbij dat het eerder een artisjok is: eindeloos blaadjes aftrekken en als je pech hebt, blijft er niets eetbaars over. Maar goed, de robot zou alles oplossen: geen trillende handjes meer, geen arts die per ongeluk het verkeerde knopje indrukt. Een precisieapparaat, delicater dan een sushi-chef die een tonijntje fileert.

Dus toen vijf jaar geleden mijn diagnose viel, was de keuze snel gemaakt: hup, dat ding eruit. Weg is weg, dacht ik. Wishful thinking. Een paar maanden geleden doken de etterbakjes gewoon opnieuw op, alsof mijn prostaatloge een leegstaand pand was dat dringend gekraakt moest worden. Maar dat verhaal ken je al. 

Wat ze er niet bij vertellen: dat, Da Vinci of geen Da Vinci, het feest voorbij is  zodra er niet zenuwbesparend gewerkt wordt. Dan ben je niet alleen je erectie kwijt — dat zeggen ze dus wél — maar ook de hele gevoeligheid van je afwateringssysteem. Ze raken aan dingen waar je lijf liever ongemoeid mee blijft.

En ja, je piemel wordt korter. Net genoeg om je af te vragen of je broek te heet gewassen is. Fatsoenlijk leegplassen lukt ook niet meer. Er druppelt altijd nog wat na. Tegen een boom mikken is meer een kliederboel dan een opluchting.

En dan die blaas, die sindsdien als een dramaqueen door het leven gaat: koppig zwijgen tot alles op springen staat, of krijsen “NU!” terwijl er amper een mug verdronken geraakt. Daarom slik ik nu pillen om dat hysterische ding rustig te houden.

Het gevolg? Mijn lijf is een toneelstuk waarin souffleurs te laat fluisteren en acteurs hun cue missen. Van voren, van achteren, alles gaat met horten en stoten.

Volgens de arts is dat “normaal”. Dat is dokterslatijn voor: leer er maar mee leven. En dat doe je dan ook. Je went aan het nadruppelen, aan de nachtelijke uitstapjes, aan een blaas die zich gedraagt als een overijverige kleuter.

Alleen… aan kanker zelf wen je nooit.

Maar soit. Het levert tenminste weer stof op om over te schrijven.