
Wat als ik nooit ziek was geworden?
Gewoonlijk duikt ze op in de schaduw van het alledaagse. Wanneer je je pillen doorslikt alsof het niets is, of je lijf toevertrouwt aan weer een reeks bestralingen. Wanneer de naald haar vertrouwde pad vindt, of je jezelf betrapt op het voorzichtig plannen van iets — volgend jaar, misschien. Dan is ze daar. Die vraag. Niet als schrikbeeld, niet als schreeuw. Maar als een fluistering in de ruggengraat. Een gedachte die niet vraagt, niet klopt, maar binnenkomt als kou. En blijft liggen. Zwaar. Stil. Onuitgesproken.
Wat als ik nooit ziek was geworden?
Het geen zin heeft, zo’n gedachte. Ze verandert niets. Lost niets op. Ze draait de klok niet terug, maakt geen cellen ongedaan, wist geen littekens uit.
En toch. Het is geen nieuwsgierigheid. Het is iets anders. Een soort rouw misschien. Om een leven dat er ook had kunnen zijn.
Zonder kanker was ik verder gegaan. Gewoon. In de plooi van de dagen. Ik had me waarschijnlijk geërgerd aan futiliteiten. Aan een printer die het niet doet. Aan iemand die te traag rijdt. Aan Mevr willy, omdat ze te veel hooi op haar vork neemt, of aan mezelf, omdat ik dat niet kan oplossen. Ik had me druk gemaakt om pensioenleeftijd, om de mazelen van de politiek, om de kat van de buren of een loopblessure die toch maar niet overging. Die dingen, zeg maar. Het gewone leven.
Maar ik weet niet of ik mijzelf ooit echt had ontmoet.
Ik had waarschijnlijk nooit geschreven. Nooit toegegeven hoe bang ik kan zijn. Nooit gehuild op een plek waar iemand het kon zien. Ik had mijn lichaam behandeld als een machine die het gewoon moest blijven doen. Mijn hoofd als een kluis die je dicht houdt. Mijn hart als iets waar je spaarzaam mee moet zijn.
En toen kwam het stilvallen.
Niet ineens. Niet dramatisch. Eerder als een sluipend besef dat niets nog vanzelfsprekend is. Dat alles wat ik had, en heb, ook weer verdwijnen kan — zonder pardon, zonder plan.
En dat is wat ziek zijn met je doet. Het schaaft je af. Tot op het bot. Tot alleen nog dat overblijft wat waarachtig is.
Wat als ik nooit ziek was geworden?
Dan had ik mezelf niet moeten verliezen om te ontdekken wie ik was.
Dan had ik nooit geleerd dat leven soms pas begint wanneer je het niet meer zeker weet.
En dat verdriet niet het einde is, maar een taal die je leert spreken als alle andere woorden je verlaten hebben.