Laat mij maar hier

Gepubliceerd op 30 oktober 2025 om 18:13

Ze zeggen dat kanker binnen honderd jaar niet meer bestaat.
Dat het woord chemo dan alleen nog opduikt in oude medische handboeken, en dat bestralingsafdelingen zijn omgebouwd tot tentoonstellingsruimtes over de geneeskunde van de twintigste eeuw. Geen wachtruimtes meer waar het ruikt naar ongewassen moed, geen forums waar je woorden zoekt voor dingen die je eigenlijk niet onder woorden wil brengen. Gewoon een leven zonder tumoren, zonder uitzaaiingen, zonder die vernederende PSA-curves die telkens weer met je gemoed gaan lopen.

Ze hebben het opgelost, ergens onderweg. Niet met een mirakel, maar met een aaneenschakeling van technologische ingrepen: een beetje nanotechnologie hier, een beetje gentherapie daar, een AI-dokter die met een frons op z’n scherm een opstandige cel ontdekt nog voor die zelf wist dat hij verdacht was. Geen diagnose meer, geen doodsstrijd. Gewoon: een foutje dat tijdig wordt rechtgezet.

Zelfs prostaten zouden herbruikbaar worden, las ik. Of opvouwbaar. Of biologisch afbreekbaar.
Enfin, dat soort onzin.

En toegegeven, het klinkt geruststellend: het idee dat onze kinderen of kleinkinderen nooit meer de woorden ongeneeslijk of palliatief hoeven te horen, dat niemand nog zijn nachten doorbrengt met googelen op “overlevingskans bij uitzaaiingen naar het bot”, dat geen enkele vrouw meer haar man verliest aan een diagnose die te laat kwam. Dat alles zou een zegen zijn, zoveel is zeker.

Maar tegelijk kan ik het niet laten me af te vragen of het wel die toekomst is waarin ik zou willen leven, mocht er ergens een tijdmachine beschikbaar zijn zonder te veel wachttijd.
Want terwijl wij hier nog hopen op genezing, glijdt de wereld zelf langzaam weg. De zeeën stijgen. Het klimaat sist. Er worden oorlogen uitgevochten die niemand nog oorlog durft noemen, en de technologie dendert verder als een dolle machine waarvan niemand nog weet wie er op de knopjes duwt.

En wij zitten erbij als kinderen die met Lego een schuilplaats proberen te bouwen in een kamer die al lang in brand staat.

Ze voorspellen lichamen die zichzelf herstellen, chips achter het oor die je geheugen bijvullen, pillen die verdriet kunnen uitvlakken, neuroverbindingen waarmee je gedachten kan doorsturen naar iemand anders zonder nog woorden te gebruiken. Emoties op bestelling, liefde op afbetaling, sterfelijkheid als een optie die je in- of uitschakelt. En dat allemaal onder een klimaatkoepel, met gerecycleerde lucht, UV-licht op standje strand, en ramen waarop je ’s morgens zelf het uitzicht kiest dat het best bij je gemoed past.

Misschien zijn er dan geen kinderen meer. Niet omdat mensen onvruchtbaar zijn — dat lossen ze wel op — maar omdat niemand nog weet wat hij een kind zou moeten bieden. Omdat de wereld te vol is, te heet, te onvoorspelbaar. Of omdat kinderen in zo’n gecontroleerde samenleving aanvoelen als een systeemfout — iets te echt, te onvoorspelbaar. Misschien worden ze voorbehouden aan welgestelde excentriekelingen met een nostalgisch verlangen naar biologische chaos. En grootouders? Die zijn dan digitaal opgeslagen op een server, gecomprimeerd tot stemgeluiden en algoritmische herinneringen, op te roepen voor feestdagen of morele reflectie.

Wie weet leeft er dan nog een digitale versie van mij. Mr willy 2.1, netjes geüpload in een Fins datacenter. Ontdaan van zijn kanker, zijn vergeetachtigheid, zijn ochtendmijmeringen over zin en onzin. Hij schrijft nog steeds stukjes. Vlotter dan ooit, grammaticaal perfect, emotioneel tot aanvaardbare diepte gecomprimeerd.
Maar niemand leest ze nog.

En dan denk ik: laat mij dan maar hier. In een wereld waar ik strompel, pieker, worstel, maar ook voel. Laat mij mijn krakkemikkig lijf, mijn onzekere scans, mijn chemobrein dat blijft haperen op verjaardagen van mijn kleinkinderen. Laat mij bestaan in een tijd waarin herinneringen vervagen in plaats van gearchiveerd worden, waarin tranen vallen zonder volumeknop, en waarin stilte nog stilte is — geen algoritmisch aangepaste pianomuziek.

Laat kanker voorlopig dan maar blijven, als dat betekent dat ik nog mag leven in een wereld waarin liefde kwetsbaar is, afscheid pijn doet, en een kind je aankijkt met de vraag of jij straks nog wakker bent als hij terugkomt uit bed.

Want misschien is dat wel wat de toekomst straks het meest zal missen: niet de afwezigheid van ziekte, maar de afwezigheid van dingen die je niet kunt wegregelen.
Dingen als onhandige liefde. Dingen als weemoed. Dingen als pannenkoeken met gesmolten boter op zondagochtend.

Nou, misschien, heel misschien, is er dan nog iemand die zo’n blog als dit leest en denkt:
Nou, die ouwe met zijn verouderde software... die wist verdomme toch nog waar het over ging.