
Je zou het haar niet nageven, maar Mevr willy kan, als ze wil, behoorlijk listig uit de hoek komen.
Na mijn laatste bestralingsreeks had ze uit bezorgdheid mijn loopschoenen verstopt. Niet dat ze mij daar echt mee kan tegenhouden – een man en zijn schoenen, dat is een strijd die zelfs een vrouw niet wint – maar ze had wel een punt. Want toen ik vorige week, na een maand stilzitten, weer begon, viel dat stevig tegen. Blijkbaar deelt zo’n reeks klappen uit die je pas later voelt.
Voorzichtig begonnen met vier kilometer, vandaag zat ik aan 6,8 en telkens doe ik er een paar honderd meter bij. Voor een kankerlijer van 71 mag ik eigenlijk al blij zijn dat ik überhaupt nog kan joggen, maar toch… het steekt. Je merkt dat zo’n reeks bestralingen meer weegt dan je zou denken. En dan wil je koppig terug wat terrein heroveren, al is het maar een paar honderd meter per keer.
Het plan is simpel: langzaam weer richting tien kilometer, en als de hemel niet op mijn hoofd valt, wie weet ooit weer zestien. Al zal dat dan meer kruipen dan lopen zijn.
Nou, winnen doe je dat gevecht nooit. Vroeg of laat komt er weer iets tussen: een nieuwe reeks bestralingen of een behandeling die mij netjes murw slaat. Of gewoon de oude dag. En dan begint het spelletje opnieuw. Het is wat het is.
Toch trek ik nu, koppig als een ezel, mijn loopschoenen aan. En sinds kort doe ik er één keer per week iets nieuws bij: een intervalletje. Eén minuut zo rap als ik kan, één minuut wandelen. Geen horloge, geen schema. Gewoon lopen tot ik hijg als een versleten accordeon en dan weer traag. Wie mij zo ziet passeren denkt waarschijnlijk dat ik dringend naar het toilet moet en onderweg telkens vergeet waar dat toilet ook alweer staat. Maar kijk: ik amuseer mij.
Misschien haal ik binnenkort terug mijn tien kilometer. Misschien ook niet. Misschien komt er binnen een paar maanden weer een bulldozer die alles plat rijdt.
Maar nu, vandaag, kan het nog. En zolang ik mijn schoenen kan knopen, blijf ik lopen. Tegen beter weten in. Tegen de bierkaai.
Want ja, de bierkaai wint altijd. Maar het loopt wel lekker, zo onderweg naar nergens.