Het is een vreemd soort stilte die in je hoofd kruipt. Niet dat gezellige zwijgen van twee mensen die elkaar begrijpen zonder woorden, maar een leegte waar vroeger woorden rondsprongen als kinderen op een speelplein.
Iedereen zegt: chemobrein, dat zijn sleutels die je in de ijskast legt, de suikerpot in de garage en dat je op een dag met een zak aardappelen in de badkamer staat en niet meer weet waarom. Maar dat valt eigenlijk best mee. Of beter gezegd: je leert ermee leven. Voor mijn autosleutels kan ik een standbeeld oprichten — die liggen tegenwoordig keurig waar ik ze achterlaat.
Het zijn de mensen die ik kwijt raak.
Vroeger liep ik op iemand af en de zinnen kwamen vanzelf. Hoe gaat het met de kinderen? Was jullie vakantie fijn?
Nu hapert het. Want stel dat ze geen kinderen hebben, of net gescheiden zijn, of dat het Portugal was en niet Spanje. Achter elk onschuldig zinnetje ligt een mijnenveld. Je staat daar dan en denkt: zeg iets veiligs. Maar er is geen veilig meer. Zelfs “Hoe gaat het?” voelt als een valstrik.
In familieverband of bij vrienden vangt Mevr willy me meestal op. Met één blik geeft ze me de naam die ik kwijt ben, of ze legt subtiel de draad terug. Zij hoort het ratelen in mijn hoofd nog voor ik zelf doorheb dat het ratelt.
Maar op het forum sta ik er alleen voor. Iemand schrijft een blog en ik lees het twee keer, maar ik weet niet meer waarover het gaat. De voorgeschiedenis ben ik kwijt. En dus zwijg ik maar, want misschien is dit wel het vervolg op een drama dat ik niet meer ken. Soms ken ik zelfs hun naam niet meer. In een chatgroep is het omgekeerd: daar zie ik de naam, maar ik krijg er geen blog meer bij. Alles wordt los zand. Je glimlacht, je knikt, je lacht om een mop die misschien geen mop was, en ondertussen hoop je dat niemand vraagt hoe het met jou gaat, want ook dat antwoord ligt ergens onder het puin.
Het maakt je eenzaam. Niet omdat je mensen wil mijden, maar omdat je bang bent dat je ze gewoon niet meer terugvindt. Niet in je hoofd. En een gesprek zonder houvast voelt dan als dansen zonder muziek.
Je weet dat alles er nog is, maar je kan er niet meer bij.
En dat doet pijn. Niet alleen omdat je dingen vergeet, maar omdat je ondertussen zoveel méér voelt. Die rotziekte maakt je week vanbinnen; de hormonen trekken muren neer waarvan je niet eens wist dat ze er stonden. Je hebt juist méér behoefte aan mensen, aan woorden, aan warmte — en net dan glippen ze door je vingers.
Alsof je hart wijd openstaat, maar je hoofd de weg kwijt is.
Misschien is dat wel de wreedste vorm van gemis.