Banneux

Gepubliceerd op 17 augustus 2025 om 06:30

Het was de laatste halte van ons verlof, en eerlijk gezegd had ik het niet beter kunnen timen.

Na dagen van wandelen en zoeken naar verloren stranden eindigde onze tocht in Banneux. Voor wie het niet kent: een klein dorpje in de Ardennen, waar in 1933 de Maagd Maria verscheen aan een elfjarig meisje, Mariette Beco. Ze noemde zich “Maagd der Armen” en wees een bron aan “om het lijden te verlichten”. Tachtig jaar later borrelt dat water nog steeds, en komen er nog altijd mensen die geloven dat het helpt — wat voor mijn nuchtere brein toch al een klein mirakel op zich is.

Ik heb intussen een aardige bedevaartscarrière achter de rug. Lourdes, waar het zachte geruis van het water klinkt als een voortdurend gebed, en mensen in stilte wachten tot ze hun kruikje kunnen vullen. Fatima, waar de processies kippenvel veroorzaken, zelfs bij wie zich geen gelovige noemt. Santiago de Compostela, waar vermoeide pelgrims met ogen vol dankbaarheid en blaren onder hun sandalen de kathedraal binnenstappen. Czestochowa, waar de Zwarte Madonna duizenden bezoekers langzaam op de knieën naar voren trekt, alsof iets onzichtbaars hen zachtjes voortduwt. En telkens viel me op: het geloof lééft. Soms wat stiller dan vroeger, maar het is er. De media mogen dan graag doen alsof het in West-Europa bijna verdwenen is, maar wie daar rondloopt, ziet dat de kaarsjes nog steeds branden.

En het zijn niet alleen de grijsaards met wandelstok en heupoperatie. Ook jonge gezinnen, twintigers, studenten, zelfs pubers zonder oortjes in — een zeldzaamheid die bijna ontroert. In Banneux zag ik een groep jongeren bij de bron, geen mobieltje in zicht, alleen een stilte die hen met elkaar verbond. Ik bleef er even bij staan en merkte hoe die stilte ook mij meenam.

Niet overal is dat zo. Neem nu de Mont-Saint-Michel: ooit een belangrijk pelgrimsoord, nu vooral een decor voor dagjesmensen. Vraag er tien bezoekers waarom die abdij ooit gebouwd werd, en negen weten het niet. Het geloof is er verdwenen achter souvenirwinkels en toeristische drukte.

Banneux daarentegen ademt nog die ingetogen kracht van mensen die ergens samenkomen omdat ze iets zoeken dat groter is dan zijzelf. Het is geen hard, veroordelend geloof, maar eerder een zacht, volhardend vertrouwen. En daar stond ik, handen in de jaszakken, een buitenstaander met respect voor wie hier wél een kompas heeft — al is het dan richting de hemel.

Ja, we hebben er kaarsjes aangestoken. Voor onszelf. Voor vrienden. Want je weet maar nooit, met die rotkanker van mij — alle beetjes helpen. Misschien raakte Banneux me extra omdat Mevr willy’s moeder er de laatste twintig jaar van haar leven elk jaar op bedevaart ging. Plots stond ik niet alleen bij een bron, maar ook midden in een stukje familiegeschiedenis.

En misschien kijk ik door mijn ziekte anders naar zulke plaatsen dan vroeger. Waar ik vroeger vooral cultuur en geschiedenis zag, voel ik nu meer mee met mensen die ergens hun hoop aan vastknopen. Soms omdat ze moeten. Soms omdat de dokter zegt: “We zien wel”, en je toekomst ineens wordt opgedeeld in hapklare brokken van drie maanden. Dan begrijp je beter wat mensen hier zoeken.

Dat doet me denken aan mijn boek Genesis herschreven, waarin ik zonder schroom de Bijbel door elkaar schud, met hier een kwinkslag, daar een stevige schop tegen een heilig huisje. Maar wat je ook herschrijft: het geloof zelf blijft overeind, soms op onverwachte plekken, en soms bij een bron in de regen.

En misschien is dat wel het echte mirakel: dat zelfs in een tijd van wifi, kunstmatige intelligentie en flitsende schermen, er nog altijd mensen zijn die nat en geduldig wachten bij een bron omdat ze geloven dat daar iets is dat wij niet kunnen googelen.