Als het Vuur gedoofd is

Gepubliceerd op 7 oktober 2025 om 07:40

Die heren in hun witte jassen vertellen je veel wanneer je prostaatkanker hebt. Ze zwaaien met cijfers, tekenen grafieken, tonen scans. Je hoofd tolt ervan. Maar over de bijwerkingen, over wat de behandelingen met je doen — verder dan het rekken van tijd — daar wordt maar heel summier over gesproken.

En dan, haast achteloos, valt er ook wel eens het woord seks. Alsof dat een voetnoot is, iets dat je er even bijneemt.

Ja hoor, je krijgt hele boekjes mee over impotentie, erectieproblemen, penispompen, protheses en ander gereedschap. Maar niemand vertelt je hoe het écht voelt als dat stuk van jezelf stilvalt. Niemand bereidt je voor op de leegte die achterblijft wanneer niet alleen je verlangen verdwijnt, maar ook het verlangen om te verlangen. Dat je lichaam zo stil kan worden dat je zelfs het gemis niet meer voelt. En dat juist dát je breekt.

Want dát is misschien het moeilijkste om uit te leggen.
Niet dat het verlangen weg is — dat is al pijnlijk genoeg. Maar dat je het ook niet meer mist.

Sinds de hormoontherapie is er een stilte gekomen. Geen hunkering meer, geen prikkel, geen onrust in je lijf die zegt: “ik wil”. Het is alsof die hele laag van je bestaan gewoon is uitgeschakeld.

En dat maakt me niet alleen leeg, maar ook verdrietig. Want ergens diep vanbinnen wéét ik dat ik iets zou moeten missen. Ik weet dat ik ooit verlangde, dat ik ooit brandde. Maar mijn lichaam laat me zelfs dat gemis niet meer voelen.

Dat is de echte pijn: het verlangen naar verlangen. Het heimwee naar heimwee. Je wilt rouwen, maar er valt niets te rouwen, want dat gevoel zelf is stilgelegd. Je staat voor een deur waarvan je weet dat er achter die deur ooit vuur was, maar je hand vindt de klink niet meer.

Ik kan mezelf troosten door te zeggen dat er nog veel andere dingen zijn.
En dat ik geluk heb. Seks was bij ons nooit de hoofdschotel van het menu, eerder het sausje erbij. Soms pittig, soms zacht, soms nauwelijks merkbaar, maar het gaf altijd die geborgenheid die je bijblijft. Bij ons draaide het huwelijk vooral om trouw, nabijheid en ja, af en toe wat geruzie over wie de vuilnisbak moet buitenzetten. Er was liefde, tederheid, nabijheid.

En dat is nog altijd zo. Mevr willy is er, zacht en zonder verwijt. Zij vraagt niets. Zij legt geen druk. Zij ís er. En dat maakt alles draaglijker dan ik ooit had durven denken.
Er is nog altijd een hand die de mijne zoekt, een blik die blijft hangen, een stilte die gevuld is met nabijheid. Misschien is dat wat er rest als het verlangen dooft: een andere manier van liefhebben, minder vurig, maar dieper in zijn eenvoud.

Maar soms, als ik alleen ben, voel ik dat dubbele verdriet in alle sterkte: dat ik niet meer verlang, en dat ik het verlangen naar dat verlangen kwijt ben. Alsof ik niet alleen een deel van mijn lichaam heb verloren, maar ook een deel van mijn ziel.

En dan zou ik zo graag gewoon nog eens willen voelen dat ik het mis.