
Goed dat er foto’s bestaan, want van mijn eigen trouwdag herinner ik me nog minder dan van de catechismuslessen in de lagere school.
Ik weet nog vaag dat het regende en dat de fotograaf ons als opgejaagde kippen tussen twee buien door op een rijtje probeerde te zetten.
Ik weet nog dat Mevr willy woest naar mij keek omdat ik die dag het allermooiste accessoire van mijn jeugdige huid had meegebracht: een pukkel op mijn wang, formaat verkeersdrempel. Volgens haar had ik die zelf gekweekt met te veel chocomelk. Gevolg: alle foto’s moesten vanaf de ‘goede kant’ genomen worden, wat de fotograaf deed lijken op een danser van het Ballet van Vlaanderen, steeds in halve draai.
En ik herinner me nog dat wij op de dansavond de helft van de tijd in de keuken stonden, omdat het koppel dat beloofd had de broodjes te beleggen, plots spoorloos was. En ja, dat is het zowat. Chemobrein, noemt men dat.
Maar wat ik nog wél weet, is dat dat gisteren, 27 september, exact vijftig jaar geleden was: Onze gouden bruiloft. Vijftig jaar getrouwd. Dat klinkt alsof je de eindmeet van een marathon bereikt hebt.
Nou, in werkelijkheid voelt het meer als een lange tocht met van alles erop en eraan: vlotte stukken, omwegen, plassen onderweg, en af en toe een krukje om even op te gaan zitten.
We hielden het klein. Geen zaaltje met obers in vlinderdasje of speeches die langer duren dan een Vlaamse formatie, maar een intiem samenzijn, netjes geregeld door zoonlief. Hij had werkelijk overal aan gedacht: chauffeur aan huis, alles tot in de puntjes voorzien, en aan het eind van de dag werden we weer thuis afgezet alsof we royalty waren — weliswaar zonder fanfare, maar met een goed glas in de hand.
Vijf jaar geleden, toen die rottige kanker zijn intrede deed, had ik er blind voor getekend om dit nog te halen. En zie: gisteren zaten we daar, samen met de mensen die ons het dierbaarst zijn. Een wondertje op een ordinaire zaterdag.
Dat huwelijk van ons is niet vanzelf gegaan. Er zaten stormen in, stiltes ook, en de laatste jaren meer gehannes dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Maar misschien maakt juist dat het jubileum zoveel glansrijker. Want wie ziek is, weet: elk extra jaar is pure bonus.
En eerlijk? Als er gisteren iemand een medaille verdiend heeft, dan is het Mevr willy. Vijftig jaar met mij samenleven — dat is geen huwelijk, dat is een roeping. Ze mag van mij recht op heiligverklaring indienen. Ikzelf hou het wel bij een standbeeld in karton, ergens achteraan in de kringwinkel, tussen de tweedehands broodroosters.
Dus ja, er was geen fanfare, geen massa volk. Maar in mijn hart speelde wél een fanfare — eentje met valse noten, maar luid genoeg om de buurt wakker te maken.
Vijftig jaar samen, een klein feestje, maar een groot geluk.