
In de jaren zestig en zeventig stond orthodontie nog in z’n kinderschoenen. Meer dan een soort middeleeuwse martelpraktijk met elastiekjes en blokjes, uitgevoerd door tandartsen die heimelijk oefenden met Legoblokjes, bestond er niet. Scheve tanden waren geen maatschappelijk probleem: je lachte gewoon mee, ook al zag je mond eruit als een roestige fietsketting. Alleen wie geld had, liet zijn gebit rechttrekken.
Nou, bij Mr willy thuis waren de financiën armlastig, en dus werd er geen frank gespendeerd aan het rechte trekken van zijn tandjes. Pa en Ma willy vonden esthetiek een luxeprobleem en bespaarden liever op zijn glimlach dan op de kolenkachel: zolang er kon worden gebeten in een boterham met spek, was het goed.
En zo ben ik al zestig jaar de trotse eigenaar van een unieke collectie: éénentwintig kiezen, acht snijtanden en twee hoektanden. Samen 31 tanden (eentje hebben ze bij de geboorte al weggehaald) in alle maten en vormen, elk met zijn eigen persoonlijkheid. Sommigen staan kaarsrecht, anderen hebben de elegantie van een scheve lantaarnpaal in Oostende. Maar ondanks een leven vol cappuccino, wijn en tandvleesprotesten doen ze nog steeds dapper dienst. Blinkend? Nou, eerder met de matte glans van een tweedehands auto, maar toch. Onverwoestbaar.
Maar kijk, het lot heeft weer anders beslist. Binnenkort mag ik kennismaken met denosumab. Voor de leek: een prik in de buik, elke vier weken, zogezegd ter versterking van mijn broze botten. Die hebben de laatste jaren wel wat meegemaakt. Uitzaaiingen gebruiken mijn skelet als speeltuin: hier een metastase die op de wipplank springt, daar eentje die een gat graaft voor een zandbak. En de bestralingen? Die zijn als een overijverige brandweer: ze blussen wel, maar laten nadien je ribbenkast achter als een halfverkoolde barbecue. En abiraterone en prednison, mijn trouwe metgezellen van de voorbije jaren, helpen ook al niet mee: die pillen knabbelen vrolijk mee aan je botmassa, alsof die bij de chips en nootjes van de borrelplank hoort.
Nu, ondanks alles, zijn mijn botten eigenlijk nog best oké. Alleen is Mr willy zo stabiel als een barkruk met drie poten: met de regelmaat van de klok kukelt ie tegen de vlakte als een zoutzak die uit de schappen van de Delhaize lazert. En dan begint het pas spannend te worden, want elk misstap draagt het risico in zich van een gebroken heup of een rib die kraakt als een oud broodstokje.
En dus zit mijn oncoloog al meer dan een jaar te zagen dat ik eindelijk met die denosumab moet beginnen. Je zou haast denken dat hij provisie krijgt per spuit. Nog drie prikken en hij mag een broodrooster afhalen.
Het probleem? Denosumab en het kaaksbeen zijn gezworen vijanden. Zet die twee samen op een familiefeest, en het loopt uit op een vechtpartij tussen het hoofdgerecht en het dessert. En als ik vroeg of (hopelijk) laat aan de chemo moet, dan is het helemaal feest.
Daarom eerst naar de tandarts. Zijn oordeel : vier van mijn trouwe soldaten moeten sneuvelen. Niet omdat ze rot zijn — integendeel, ze zijn nog verrassend gezond — maar omdat hun wortels lijken op een mijnschacht die elk moment kan instorten..
Dus wordt er binnenkort een tandensloopbedrijf ingeschakeld. Vier van mijn stoere kameraden worden zonder pardon uit de kaak gegraven. Alsof je vier stevige eiken omhakt omdat ze te dicht bij de riolering zitten. Het voelt onrechtvaardig.
En alsof dat nog niet genoeg is: tussen de slachtoffers zitten ook twee wijsheidstanden. Daar gaat dus het laatste restje gezond verstand dat ik nog had. Met dat chemobrein zat ik al op de wip, maar zonder wijsheidstanden is het hek helemaal van de dam.
Ik sta er dus niet om te springen. Maar wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen.
Dus ja: binnenkort kan ik niet meer zeggen dat ik zestig jaar lang de trotse eigenaar was van 31 tanden. Vanaf dan is het 31 min 4. Een gebit in promotie: vier tanden gratis verwijderd bij aankoop van een leven met denosumab.
Nou, lachen zal ik nog wel. Alleen iets minder breed.
Reactie plaatsen
Reacties